Jan Battermann (1909-1999) in de schaduw van Cobra. Dit is de titel van Nobilis Cahier 1, uitgegeven door de Stichting Nobilis in Oosterwolde. De houtgravures in het logo van de Historische Vereniging zijn vervaardigd door Jan Batterman. In het genoemde cahier is op bladzijde 36 een werklijst “gelegenheidsgrafiek, briefhoofden, vignetten” opgenomen. In deze lijst bij jaar 1994 is daar beschreven:
255. Historische Ver. Ameide en Tienhoven, X2, br.h, Stadhuis Ameide, 100 x 67
256. Historische Ver. Ameide en Tienhoven, X2, br.h, Kerk Tienhoven, 82 x 70
Ook in het Nieuwsblad 1995-1 van de vereniging wordt gesproken over het nieuwe logo, namenlijk:
bladzijde 1: De nieuwe voorpagina is gecomponeerd uit ons nieuwe logo (= herkenningsteken dat we gaan voeren op onze briefwisseling e.d.). De kunstwerken van de heer Batterman zijn vergroot weergegeven, zodat de details nog duidelijker spreken. Elders in dit blad meer hierover. (pag. 17)
bladzijde 17: ONS LOGO
U hebt ’t al gezien: we voeren sinds kort een eigen herkenningsteken? Dit is ontworpen door de Amsterdamse grafisch kunstenaar, de heer Batterman. Deze is een goede kennis van onze adviserende bestuurder, de heer G. Verduin. Deze heeft in verband met zijn grote verzameling ex-librissen in de loop der jaren vele contacten met de heet Batterman gehad, terwijl hij tevens voor de heer Verduin diverse ontwerpen heeft vervaardigd.
In het Nobilis Cahier 1 Jan Battermann (1909-1999) in de schaduw van Cobra is opgenomen een Fragment uit de voordracht met lichtbeelden over Jan Battermann in de Lutherse Kerk Amsterdam op 14 maart 1966 door Jan Rhebergen. Om Jan Battermann beter te leren kennen wordt dit fragment hierna weergegeven:
Battermann is een kunstenaar die de eeuwenlange ontwikkeling van de schilderkunst in zijn leven helemaal meegemaakt heeft. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar als U bedenkt dat hij reeds als kleuter van drie jaar koetjes en paardjes op de keukentafel bij zijn moeder thuis, tekende, geheel in de stijl van de holbewoners van het stenen tijdperk, dan wordt U dat duidelijk.
Als jongen van acht jaar tekende hij met de pijnlijke precisie van de middeleeuwse miniatuurschilder de motor- en bijwagen van de Haarlemse tram. Op de lagere school had de onderwijzer uit de vijfde klas, die een man was die gelukkig verder keek dan zijn neus lang was, volledig oog voor de bijzondere gaven van Jantje Battermann.
Tekenen kon hij als de beste, zijn rekenen was veel minder. Trouwens hij rekent nog steeds niet goed. Door bemiddeling van de schoolmeester kwam Jan als jochie van elf jaar terecht op de zolders van het Rijksmuseum waar aan begaafde kinderen gelegenheid werd gegeven om onder deskundige leiding tekenen te leren naar gipsmodellen. Maar zoals het zo vaak gaat, Vader Battermann had er geen belangstelling voor en vond ’t maar Jan’s gaven te ignoreren. Hij stuurde Jan naar de ambachtsschool. Als enige concessie mocht hij dan huisschilder worden, omdat hij zo van kleuren hield, maar een huis- en decoratieschilder zag Vader Battermann toch niet met dezelfde ogen als waarmee hij een timmerman bekeek. Dié kon pas wat! Enfin… Jan kon zijn hart ophalen, voor zover mogelijk… Hij leerde wat verf was en hij leerde kleuren mengen, hij leerde letters en krullen schilderen en kwam als een volslagen huis- en decoratieschilder de wereld van de grote mensen binnenrollen. Wat onwennig misschien, maar ja… geld verdienen was in die crisisjaren de boodschap. En in die jaren schilderde hij heel wat af. Kilometers kozijnen en hectaren muur. En terwijl hij huizen schilderde droomde hij kastelen… luchtkastelen! En pijn en verlangen naar het kunstschilderschap was diep in zijn binnenste. En die pijn werd steeds erger en de luchtkastelen werden steeds groter, totdat hij op zekeren dag zijn emmertje met gebroken wit op zolder bij een klant neerzette om het nooit meer op te nemen. Zijn besluit was genomen. Geld of geen geld hij wilde er nu achter komen hoe Rembrandt zo kon schilderen. Zijn vrouw, want die had hij zich al vervend aangeschaft, gaf hem groot gelijk en zei: ‘Jij naar de Academie en ik aan ’t werk.’ En toen begon voor Batterman pas eigenlijk het leven. De wereld ging nu pas voor hem open. Zijn grote liefde, de schilderkunst, kon hij eindelijk aan zijn hart drukken en vanaf die eerste dag op de Academie tot vanavond aan toe liet hij zijn liefde niet in de steek, geen dag, geen uur was hij zonder haar. Hij leerde schilderen zoals weinigen. Alle technieken probeerde hij, het wonder van Rembrandt, de droom van Chagall, het mysterie van El Greco … alles doorleefde hij … alles was hij. Verwondert het U dat deze intense schilderstudent cum laude zijn eindexamen aan de Academie deed? En toen was het dan zo ver dat hij met zijn gedegen technische kennis van de schilderkunst en de bezonken wetenschap van de kunstgeschiedenis eindelijk zijn talent vrij kon ontplooien.
Begonnen werd in de keurige ‘fotografische’ stijl die wij thans indelen onder het hoofd ‘magisch realisme’, maar dit voldeed hem niet. Het realistisch weergeven van voorwerpen en personen boeit hem weinig, het is hem te kil en te knap.
En … dromerig als hij eigenlijk is, komt even het impressionisme bij hem om de hoek kijken. Het duurt maar kort, maar ik vertelde U reeds dat Batterman alles meemaakte. Hij blijft echter vól, geladen van ideeën en moet kleuren kwijt! Na een wat sombere periode van ingetogen rust barst dan plotseling de bom en smijt Batterman zijn kleuren op het doek. Zijn werk krijgt een sterk karakter, de kleuren rood blauw en groen gaan domineren en de contouren van figuren en dingen die tot nog toe nauwkeurig werden aangegeven verdwijnen of gaan steeds vreemdere vormen aannemen. Het deformeren, als kenteken van het expressionisme, neemt steeds grotere vormen aan en al experimenterend komt Batterman tegen het non-figuratieve aan. Het blijft nu enige jaren een feest van kleur. Als explosies komen de kleurvlakken op het doek. Ze worden driftig uitgesmeerd, overgeschilderd en weer opnieuw aangedikt. Een wonderlijke verfmaterie ontstaat hierdoor die de werken van Batterman een geheel eigen karakter geeft. Er ontstaan nu ook geheel non-figuratieve schilderijen waarin de kunstenaar zijn gevoel voor kleur driftig uitleeft. Pretentieloze schilderingen alleen gemaakt voor zijn eigen plezier, om zichzelf te testen.
En dan komt er plotselinge weer een reactie, een ommekeer. De opzet van zijn laatste schilderijen is weer figuratief, de vervormingen zijn wat minder opdringend, de kleurvlakken minder scherp met elkaar in tegenstelling. Maar zo zal het niet blijven. Batterman is nimmer tevreden over zijn eigen werk. Hij is een kunstenaar die steeds zal blijven proberen, proberen en nog eens proberen. Hij zal steeds weer een andere weg zoeken om zich uit te drukken, zonder zicht te bekommeren of wij het mooi vinden of niet. Daarvoor is hij een kunstenaar en iedere kunstenaar is op zijn eigen wijze een soort ‘weergave-instrument’. En of zijn ‘weergave’ ons niets zegt, interesseert hem niet. De nachtegaal en de kraai bekommeren zich ook niet om onze meningen. Zij doen wat zij kunnen in de hoop dat het de goedkeuring weg zal dragen van een andere nachtegaal of kraai. Het is heel droevig, wanneer de nachtegaal zich omringd ziet door enkele kraaien en omgekeerd. Maar daar is niets aan te doen…