In het boek “Merklappen uit de lage landen”, tweede druk, geschreven door Joke Visser, vinden we op bladzijde 48 en 49 een merklap van 36 x 53 cm, gemaakt in 1840 door Maaike Diepenhorst. De afbeelding en de toelichtende tekst uit dit boek wordt op deze webpagina weergegeven. Vermeldingswaardig is dat we door Hennie den Hartog zijn geattendeerd op dit in Ameide vervaardigde werkstuk.
Orde en netheid zullen, te oordelen naar haar merklap, in het leven van Maaike Diepenhorst een belangrijke plaats hebben ingenomen. Haar lap is volledig symmetrisch opgebouwd. Het is vast en zeker niet haar eerste merklap. Het alfabet ontbreekt namelijk. Dat klopt ook met haar leeftijd. Ze is, zoals ze heeft geschreven, ‘oud 12 iaaren’.
Het liggend hert behoort met de tweekoppige adelaar en de leeuw tot de thema’s die in de volkskunst steeds weer terugkeren. Het hert wordt niet alleen met zachtmoedigheid geassocieerd, maar ook met fierheid en uiteraard met de jacht. In het patronenboek van Johann Sibmacher kwam het al voor. Op deze merklap rust het hert tussen het geboomte, liggend op de grond. Het heeft de kop gedraaid en kljkt de toeschouwer min of meer aan. Dit motief komen we op een groot aantal merklappen tegen. Wat opvalt is dat de patronen op die lappen nagenoeg gelijk aan elkaar zijn. Blj een ingewikkeld motief als dat van het liggend hert moet dat betekenen daÍ ze allemaal teruggaan op een gezamenlijk voorbeeld.
Het motief van de man en de vrouw in een boog links en rechts van het liggend hert is verwant aan het motief van de man en de vrouw bij de theetafel. Een versie van dit motief is te zien op de merklap uit 1769 (afb. 3 in het genoemde boek). Vanwege het feit dat hetzelfde motief op een merklap uit 1802 voorkomt, weten we dat de boog eigenlijk met eikeltjes getooid hoort te zijn. Maar ook aan andere details kunnen we zien dat het motief niet is afgemaakt. De bloemen die in de boog horen te hangen ontbreken gedeeltelljk en de tafel van het rechtermotief is niet opgevuld.
Het hart dat door de man en de vrouw samen wordt vastgehouden moet wel verwljzen naar de liefde die tussen man en vrouw bestaat, maar of Maaike daarbij een specifieke man en vrouw in gedachten heeft gehad is natuurlijk niet meer te achterhalen.
Het motief middenonder stelt ons voor raadsels. We zien een poortwaarin een manspersoon staat met een Nederlandse vlag in de hand. De poort is versierd met rozen, tulpen en palmtakken. Een hondje houdt de man gezelschap. Het motief is, voorzover bekend, enig in zljn soort.
Adam en Eva vinden we in de onderhoeken van de merklap. De zondeval zal wel achter de rug zijn, want Adam en Eva verbergen met hun kleren hun schaamte. Adam draagt een wijde broek, een strak hemd en een driekante steek op het hoofd. Eva draagt onder haar strakke hemd een wijde rok. Ze houden alletwee een appel in hun hand. De slang die hen verleid heeft slingert door de boom en houdt in zijn bek ook nog een appel. Bijzonder aan dit motief van Adam en Eva zijn de vogels in de boom. Die combinatie zien we zelden.
Het konijn komt in de hier afgebeelde vorm op merklappen heel vaak voor in combinatie met het liggend hert. Vergelijken we de konijnen met die van andere merklappen, dan moeten we wel concluderen dat Maaike er moeite mee heeft: beide konijnen zijn een beetje mislukt. Ook met de standerdmolen heeft Maaike problemen gehad. Het onderstel is niet in verhouding met de bovenkast. De pauw heeft zeven staartveren. Zeven is het getal van de volmaaktheid. Deze symboliek sluit goed aan bij de pauw als symbool van pronkzucht, ijdelheid, weelde en onsterfelijkheid.
Een latere eigenares heeft helaas de noodzaak gevoeld iets van zichzelf aan de lap toe te voegen. Dat moet de reden zijn waarom – in roze en lelijk geborduurd – het jaartal 1909 en de initialen MDM op de lap staan.