P. Louvet, Suite du Mercure Hollandois, contenant les conquestes du roy Louys XIV, dit le grand, sur les provinces unies, des Pays-Bas
Herdenking Rampjaar 1672-2022
Met het oog op de herdenking van het Rampjaar 1672 heeft de Historische Vereniging van Ameide en Tienhoven (HVAT) de beschikbare historische bronnen zo volledig mogelijk geïnventariseerd. Veel is gedigitaliseerd en voor iedereen beschikbaar. Sommige bronteksten zijn in het Frans. Een aantal daarvan hebben we laten vertalen. Alinda Wolthuis, Beppie de Vries en Koos van Noppen hebben geheel belangeloos aan dit project gewerkt, waarvoor wij hen hartelijk danken. Het is mogelijk dat we bronnen over het hoofd hebben gezien of dat er onvolkomenheden in de vertalingen zitten. Voor aanvullingen en kritiek staan we altijd open.
Op deze webpagina tref je de vertaling aan uit het boek Suite du Mercure Hollandois. De originele tekst kun je hier vinden.
Sam Janse,
voorzitter van de HVAT,
februari 2022
Toelichting:
Dit is een werk van de Franse zeventiende-eeuwse historicus Pierre Louvet (1617 – 1684) uit 1674. Op pagina’s 206-214 schrijft hij over de strijd bij Ameide, maar hij behelpt zich daarbij met het werk La defaite des Hollandois uit 1672. Dat werk wordt met enige kleine wijzigingen bijna helemaal overgenomen. De inleiding en het slot verschillen wel en die stukken zijn daarom apart vertaald. Let erop dat hij het aantal doden bij de veldslag bij Sluis, dat in La defaite des Hollandois op 50 wordt gesteld, naar boven bijstelt: 150. Natuurlijk ter meerde ere van de grote koning Lodewijk XIV.
[206] Op 29 november was de Hertog van Luxembourg, die de legers van de Koning aanvoerde in het gebied van Utrecht en beschikte over 800 of 900 man van het Hollandse garnizoen van Oudewater, [207] erop uitgetrokken om proviand op te halen bij Monfort. Hij gaf bevel aan de Markies van Moucy, commandant van het kamp van het infanterieregiment van de Koningin, waaraan hij enkele cavaleristen toevoegde, om op hun terugkeer te wachten bij de passage langs het kanaal. Dat deed hij met zoveel moed, hoewel hij veel minder mannen had, dat hij ze op de vlucht joeg, na er velen te hebben gedood en meerderen gevangen genomen te hebben. Twee dagen daarna vernam dezelfde Hertog dat er 600 mannen van het Regiment van Bampfieldt aan de overkant van het Kanaal van Gorcum verschanst waren. Aangezien hij geen gelegenheid voorbij laat gaan om het optrekken van de legers van Zijne Majesteit te bevorderen, riep hij ongeveer 500 man op onder bevel van de Graaf van Saulx, die zich verheugd en glorieus van deze taak kweet. Daar op 28 november om drie uur ’s ochtends met boten aangekomen, ging hij vooruit met getrokken zwaard naar deze post en viel de vijanden zo hevig aan dat hij er 200 doodde en er bijna evenveel gevangen maakte en de rest dwong om zichzelf ternauwernood in veiligheid te brengen, op pontons [208] en in sloepen door de kanalen. In de grote Plaats Ameyde vonden plunderingen en brandstichtingen plaats, waarbij de kerk en het Stadhuis werden gespaard. Hij keerde terug naar Utrecht met zijn buit en zijn gevangenen zonder dat hij veel soldaten verloren had bij deze mooie actie, die heel gelukkig zou zijn geweest als de Markies van Castelnau er geen arm bij zou hebben gebroken door een slag met een musket, terwijl hij wonderen verrichtte.
Zie hier de bijzonderheden van het gevecht.
Overwinning op de Hollanders, dicht bij Ameyden, door de Graaf van Saulx.
Enkele Duitse soldaten van het legerkwartier van kolonel Bampfield hadden zich naar Hylestein begeven, naar een kapitein van het Regiment van Saulx die daar gelegerd was. Hij stuurde ze terug naar de Graaf van Saulx en men vernam van hen dat er in dat kwartier enkel het Regiment van genoemde kolonel was, teruggebracht tot 200 gewapende mannen, alle anderen waren gedeserteerd of ziek.
Zie verder La defaite des Hollandois, p. 1234-1239
[213] Maar de vijanden hadden alle tijd gehad om te vertrekken, terwijl onze soldaten, die de hindernis van de palissaden hadden moeten nemen, niet op tijd konden arriveren en zodoende moest hij zich tevreden stellen met het in brand steken van het dorp. Dat was een groot verlies voor de vijanden, waarvan er meer dan 150 ter plaatse werden gedood, meer dan 100 verbrand in het dorp en eenzelfde aantal [214] krijgsgevangen gemaakt. Aan onze zijde telden we amper 20 slachtoffers: doden en gewonden. Daarnaast nog enkele officieren die te ver vooruit gegaan waren, om zo te laten weten dat de Franse adel van geen wijken weet, als de eer van de Koning in het geding is.