De Historische Vereniging Ameide en Tienhoven heeft in 2006 en Cd-Rom uitgegeven met het begraafregister van de begraafplaats aan de J.W. van Puttestraat. (CD-rom met de begraafplaatsen van Ameide en Tienhoven). Uit nader onderzoek bleek dat er onvolkomenheden op de Cd-Rom voorkwamen . Door Ab Kon is nader onderzoek gepleegd en is het begraafregister vergaand geactualiseerd. Het eindresultaat is besproken met de HVAT (zie het interview in het eerste nieuwsblad van 2024.)
De overzichten vind je hier:
Overzicht begraven JW v Puttestraat naam op alfabetische volgorde
Overzicht onderzoek begraven in tabel J.W. van Puttestraat verkorte versie
Bij het bijwerken en aanvullen van het register van de personen die begraven zijn op de begraafplaats aan de J.W. van Puttestraat is een aantal zaken opgevallen. Deze zijn hieronder verder uitgewerkt en er zijn wat voorzichtige conclusies getrokken:
Doodgeboren kinderen:
Wanneer er goed naar de gegevens wordt gekeken dan valt op dat het aantal doodgeboren kinderen over het hele tijdsbestek, dus vanaf 1829 t/m 1965 redelijk stabiel is, met zo nu en dan een uitschieter in een bepaald jaar. Kennelijk hebben de leefomstandigheden, zoals welstand of hygiënische omstandigheden, hier geen grote directe invloed op.
Kindersterfte van 0 tot 1 jaar:
Bij het bestuderen van deze cijfers ontstaat een beeld dat het percentage kinderen dat komt te overlijden in het eerste jaar dramatisch hoog is. Zoals op de overlijdensakten weergegeven soms enkele uren of dagen oud. Vanaf het jaar 1829 tot en met het jaar 1900 percentages tot ruim 30% t.o.v. het aantal geboren kinderen. Dit betekent dat in die perioden 1 op de 3 kinderen die geboren werden nog geen 1 jaar oud werden. Gedurende de periode 1900 tot 1920 neemt dit percentage langzaam af naar ongeveer 15%. Van 1920 tot 1950 gaat het percentage verder omlaag naar ca. 10% met enkele uitschieters. Na 1950 loopt dit percentage nog verder terug.
Kindersterfte van 0 t/m 10 jaar:
Ook dit laat een dramatisch beeld zien. Gekeken is naar de gegevens van het aantal overleden kinderen t/m 10 jaar ten opzichte van het totaal aantal overleden mensen in dat jaar. Gedurende de periode 1829 tot 1920 komen, de nauwelijks te bevatten, percentages voor van 50% tot 70%. Dat betekent dat in sommige jaren 7 van de 10 overleden personen, kinderen waren van niet ouder dan 10 jaar! Tussen 1920 en 1935 loopt dit percentage langzaam terug naar ongeveer 40%. Na 1935 loopt het met uitschieters van rond de 30% terug naar 5% na 1960.
Kindersterfte onder welgestelden en minder welgestelden (en armen):
In het register is aangegeven of overledenen (ouderen en kinderen) werden begraven in een eigen graf, een huurgraf of een armengraf. In het register is te zien dat er gedurende de periode 1829 tot 1965, 90 kinderen van 0 t/m 10 jaar werden begraven in een eigen graf. Er zijn in die periode totaal ongeveer 400 personen begraven in een eigen graf. Dit betekent dat ongeveer 22,5% kinderen tussen de 0 t/m 10 jaar is begraven in een eigen graf. Tevens wordt geconstateerd dat er 1435 kinderen van 0 t/m 10 jaar begraven zijn in een huurgraf of armengraf. Dit op een totaal van 3470 overleden personen in huur- of armengraven. Daaruit kan worden geconcludeerd dat circa 41,5% kinderen van 0 t/m 10 jaar begraven is in een huur- of armengraf. Ervan uitgaande dat de meer welgestelden in een eigen graf werden begraven en de minder welgestelden in een huur- of armengraf, kan worden geconcludeerd dat kinderen van 0 t/m 10 jaar die geboren werden in een welgesteld gezin, twee keer zoveel kans hadden de eerste 10 levensjaren te overleven dan kinderen uit een arm gezin.
Samenvattend op basis van de voorzichtige conclusies:
- Bij de kinderen die doodgeboren werden speelden, naar zich laat aanzien, de leefomstandigheden van de ouders gezien over de gehele periode van 1829 tot 1965, nauwelijks een rol. Na 1965 werden minder kinderen doodgeboren.
- De kindersterfte onder kinderen van 0 tot 1 jaar is dramatisch, met een hoogtepunt in de jaren 1855 tot 1895. Na 1895 is er sprake van gestage daling van het aantal sterfgevallen tot 1920, en daarna een stabilisering van 2 tot 3 kinderen per jaar en na 1960 zakt dit percentage nog verder. Opmerkelijk is dat het aantal sterfgevallen in de periode 1829 tot 1855 lager is dan daarna. Mogelijk zijn er in die periode nog kinderen begraven op het kerkhof bij de kerk waardoor zij niet geregistreerd staan in het begraafregister van de J.W. van Puttestraat of zijn er andere niet-bekende oorzaken die dit lagere aantal sterfgevallen kunnen verklaren?
- Ook de kindersterfte van kinderen tussen de 0 en 10 jaar is dramatisch hoog. Hier is weer sprake van hetzelfde beeld van lagere aantallen van 1829 tot 1895 en daarna een gestage daling.
- Een opmerkelijk verschil tussen de overlevingskansen van de meer welgestelde kinderen in de leeftijdscategorie 0 t/m 10 jaar ten opzichte van de minder bedeelde kinderen met een liefst tweemaal grotere kans om te overleven
Wat weten we niet?
- Wat gebeurde er met de overblijfselen wanneer een graf geruimd werd. Werden deze overblijfselen “verzonken” in hetzelfde graf of werden deze overgebracht naar een verzamelgraf?
- Er zijn ook een groot aantal graven waarbij niet vermeld is dat het geruimd is, maar waar wel een groot aantal overledenen, tot wel 20 toe, in begraven zijn. Ook hier de vraag wat gebeurde er met de overblijfselen van de eerder begraven personen?
- In het verleden heeft een omnummering van de bestaande graven plaatsgevonden.
Verantwoording: opgemaakt op basis van het in 2023 geactualiseerde begraafregister van de Oude Begraafplaats aan de J.W. van Puttestraat. Ab Kon