Herdenking van de op 14 november 1944 uit de Lek geborgen Canadese engineer H.C. Magnussen en de Poolse paratrooper C. Gajewnik
In het Nieuwsblad 2004-3 is een artikel gepubliceerd over de Canadese engineer H.C. Magnussen en de Poolse paratrooper C. Gajewnik. Dit artikel is geschreven door Paul Will. In het Nieuwsblad 2004-4 is hierop een vervolgartikel verschenen. In het Nieuwsblad 2012-2 en in het Nieuwsblad 2012-4 zijn wederom vervolgartikelen verschenen.
Nieuwsblad 2004-3 bladzijden 52 t/m 58
Hierna wordt de tekst van het genoemde artikel gegeven:
ZESTIG JAAR TERUG IN TIENHOVEN
Het is dit jaar 60 jaar geleden dat een van de meest heroïsche veldslagen van de Tweede Wereldoorlog heeft plaats gevonden: Market-Garden. Vanaf D-day, dat was 6 juni 1944, ging in bezet Nederland het opwindende nieuws van mond tot mond. Stormenderhand joegen de geallieerden door Frankrijk, eensklaps was Parijs gevallen, voorts met horten en stoten – denk maar aan het Ardennenoffensief – raakte de bevriende legermacht aan onze landsgrenzen. De Dolle Dinsdag daagde en gloorde daarmee niet reeds het licht der bevrijding en zou er nu weldra aan alle rampspoed een einde komen?
Dit alles had te maken met het vermetelijke plan dat de Britse opperbevelhebber Montgomery had opgezet.Hij wilde dat zijn Amerikaanse collega Eisenhouwer vanuit het zuiden naar het Ruhrgebied oprukken, terwijl hij van de noordkant het in de tang zou nemen met het uiteindelijke doel in rap tempo naar Berlijn door te stoten. Met de realisering van deze gewaagde operatie was hij voornemens de Sovjettroepen een paar stappen voor te zijn en was dit gelukt, dan had het naoorlogse Europa er waarschijnlijk anders uitgezien. Wie het aanvankelijk ook te snel, te hoog en te breed gegrepen vond, was de strateeg Eisenhouwer.
Die wilde eerst Antwerpen veroveren om een goede haven te verkrijgen om de bevoorrading van de geallieerde troepen te garanderen. Montgomery daarentegen veronderstelde dat het Duitse leger dermate verzwakt was dat een doorbraak over de grote rivieren alle kans van slagen had. Hiervoor moesten wel drie bruggen genomen worden, resp. over de Maas, de Waal en de Rijn. Pas op het laatste moment gaf Eisenhouwer zich gewonnen en zijn fiat aan deze stoutmoedige operatie. Te stoutmoedig, wie kent niet de trieste afloop om Arnhem bij verrassing te nemen? Het doel van Market bleek net ‘een brug te ver’ te zijn.
De ouderen onder ons zullen zich vast nog herinneren hoe het op zondagmiddag 17 september 1944 tegen melkenstijd begon. Wij keken onze ogen uit toen deze ‘vreemde trekvogels’ kwamen aanrazen, kennelijk de Lekroute aanhoudende. De lucht zag er zwart van en trilde door het gedaver der vrij laag overkomende zwermen transporttoestellen met hun parmantige gliders op sleeptouw, volgeladen met parachutisten, geschut, jeeps, etc.. Vooralsnog wisten wij uiteraard niet waarheen de vlucht van deze luchtvloot voerde.
We waren eveneens onkundig van het feit dat voordien lichte bommenwerpers te zamen met Typhoon-jagers van de Royal Air Forces o.a. in Arnhem en omgeving gebouwen met raketbommen hadden bestookt, waarin men militairen van de Wehrmacht vermoedde. Achteraf vernamen we dat het Oosterbeekse kerkje bijna door bommen was getroffen, terwijl de morgendienst nog gaande was. De predikant moet om de gemoederen wat tot bedaren te brengen de gemeente Gezang 300 hebben laten zingen: ‘Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand’ en toen dat niet voldoende hielp het eerste en zesde couplet van het Wilhelmus, het verboden Gezang 3001. Dit staat ook vermeld in deel 10a, eerste helft van het Standaardwerk van Dr. L. de Jong (blz. 328).
Dat zowel de genoemde kerk als die in Tienhoven – twee kerkgebouwen die qua bouw en leeftijd eveneens overeenkomsten vertonen – in de volgende weken een rol zouden gaan spelen – die van Tienhoven weliswaar een heel kleine – wisten we uiteraard helemaal niet. Van dat plaatselijke weliswaar minder gewichtige zijn we in feite pas sinds kort op de hoogte gekomen en de Werkgroep 4-mei-Herdenking achtte het haar taak dit niet zonder meer in de archieven ‘bij te zetten’. Ze vond het van zodanige aard, dat in nauwe samenwerking met mevrouw Alice van Bekkum-van ’t Verlaat uit Milsbeek ernaar gestreefd diende te worden een blijvende herinnering aan te brengen in de vorm van een tekstbord. Dit is inmiddels op dinsdag 14 september 2004 in besloten kring onthuld.
Het bord is aan de zuidzijde van de kerk bij de hoofdingang bevestigd. Het past ons op deze plaats het College van Kerkrentmeesters der Hervormde gemeente Ameide-Tienhoven onze erkentelijkheid te betuigen voor haar loyale samenwerking en tevens het kosters-echtpaar, Herman en Alie Weeda, hartelijk dank te zeggen voor hun goede zorg en medewerking.
Hoe is die verbindingslijn Oosterbeek – Tienhoven nu tot stand gekomen, vraagt u zich misschien af? Wel,.vorig jaar bij een bezoek aan de Oosterbeekse kerk ontmoetten we de heer Duinhoven, die een rondleiding zou verzorgen. Die, toen hij vernam dat wij uit Ameide kwamen, verrast opkeek en ons vertelde van die twee verdronkenen, volgens hem de verst afgedrevenen en laatst geborgenen. Hij informeerde naar Tienhoven en of daar een ‘Kievitswaard’ lag? Daar was hij jaren geleden reeds op zoek geweest om meer van die twee militairen te weten te komen. Zo wist hij ons te vertellen dat zij in Gorkum begraven waren en dat zij bij de oversteek van de Nederrijn in de nacht van 26 september ‘44 waren omgekomen.
Dit alles had de weetgierigheid der genoemde werkgroep gewekt en via Internet kwamen achter het adres van de heer Richard Heus, de man die veel met de oorlogsgraven in Gorinchem van doen had. Deze hebben we een brief gestuurd, die hij doorgezonden heeft naar bovengenoemde Alice, die eveneens reeds jaren onderzoek deed naar de lotgevallen van deze daar eenzaam begraven liggende Canadese engineer (= geniesoldaat). Harold Cecil Magnusson, slechts 22 jaar geworden Zij ging namelijk op geregelde tijden naar het graf van haar ouders, die op diezelfde begraafplaats ter aarde waren besteld. Het tweede slachtoffer, Czesjaw Gajewnik, was reeds jaren eerder herbegraven op de Poolse begraafplaats in Oosterbeek.
En zo is er een communicatielijntje tot stand gekomen. Bij stukjes en beetjes was Alice reeds meer aan de weet gekomen over de wijze waarop bijv. Magnusson gesneuveld is. Tevens heeft zij contacten gelegd met de Canadese Ambassade en is het haar verdienste geweest dat twee ‘oomzegsters’ van deze Harold, namelijk Mary-Ellen Ferguson en Alison Gallagher naar Nederland konden komen om onder meer in Gorinchem een herdenkingsplechtigheid bij te wonen – is op de televisie uitgezonden – en een dag later het bovenvermelde tekstbord te onthullen. Extra triest is dat zij dochters zijn van Harolds tweelingzus Hilda en zij hun oom uiteraard alleen van foto’s en verhalen kennen. Wij hebben de plechtige herdenkingsbijeenkomst op de oude gegraafplaats te Gorinchem, gehouden op 13 september jl. bijgewoond. Heel indrukwekkend en heel nat. Diep trof ons de zinsnede van een der zussen, die in deze weersomstandigheden een symbool zag: zowel van de stromende regen tijdens de dappere reddingspogingen in die fatale nacht, als van de tranen, die hun moeder gehuild heeft om het verlies van haar lieve broer.
Helaas is van de Poolse paratrooper voorlopig nog minder bekend. Wel kennen we zijn geboortedatum en -plaats, voorts dat hij gediend heeft with the Polish Forces under British Command from 1 April 1942 to 26 September 1944 and killed in action.
How is still unkwown, to us. Alleen dat hij op die datum dood verklaard is: op 26-jarige leeftijd gesneuveld als een van onze buitenlandse bevrijders! Dat wij niet vergeten… De speurtocht naar het hoe en waar precies deze parachutist is omgekomen wordt voortgezet. Intussen alle lof voor Alice, deze volhardende en onvermoeibare vorser.
Ondertussen werkte zij aanstekelijk en zijn ook wij naarstig op zoek gegaan naar Tienhovenaren die misschien meer wisten van die gruwelijke vondst op de 14de november. Inmiddels weten we bijv. wie deze lichamen naar de wal hebben gesleept en dat zij in het Tienhovense kerkje opgebaard hebben gestaan. Eveneens dat de toenmalige koster, Jan van Straten, gesommeerd werd door een driftige hogere Duitser-met-grote-uniformpet-op om hulp te bieden en die bij het verlaten van Van Stratens woonhuis dwars door de ruit van de binnendeur struinde. Of was het nervositeit hoe deze netelige zaak naar behoren en eervol te beredderen?
Beknopt verslag van het gebeuren op 14 november 1944
Twee jongens waren we van ongeveer elf jaar oud, te weten Adrie van den Berg en Hans van Straten. Daar wij aan de rivier de Lek woonden in het plaatsje Tienhoven bij Ameide hadden Jaarsveld onderhield. Hiervoor gebruikte hij voor grotere vrachten de pont en voor kleinere een roeiboot.
In die barre tijd kwamen er geregeld allerlei spullen door de rivier voorbij drijven zoals veel zakken met bloem. Daarin waren de binnenkanten doorgaans nog vrij droog en was de inhoud nog heel geschikt om er in deze tijd van schaarste iets eetbaars van te maken. Toen wij samen die dag weer iets aan zagen komen en dachten dat het zakken meel zouden zijn, waren het tot onze schrik twee naakte lichamen. We wilden, hoe jong we ook waren, onze plichten vervullen om die toch maar naar de kant te krijgen. Dat was op zich niet eenvoudig door de zeer sterke stroming van de rivier. Door een touw om de lichamen aan te brengen en heel hard aan de riemen te gaan trekken hebben we toch kans gezien ze op de wal te krijgen, en wel op de Koekoekswaard. Tot voor kort hebben wij niet geweten wat het waren: Engelsen of Duitsers. Nu pas zijn wij er echt achter gekomen dat het een Canadees en een Pool was. Toen ze op het droge lagen, zullen we wel hulp zijn gaan halen of althans gezegd hebben dat we twee lijken naar de kant hadden gesleept. Daarop zijn er Duitsers gekomen die hier gelegerd waren, en die hebben de naamplaatjes eraf gehaald en is mijn vader, die koster was van de Tienhovense kerk, ontboden en zijn de drenkelingen naar het portaal van de kerk overgebracht. Daar hebben zij ongeveer twee dagen opgebaard gestaan in lijkkisten die aan de binnenkant met lood beslagen waren. Nu weten we pas dat deze orlogsslachtoffers naar Gorcum getransporteerd zijn, maar dat zijn wij pas 60 jaar later aan de weet gekomen.
Hans van Straten
Tot slot nog iets over die vreselijke nacht van de 25ste op de 26ste september. We beschikken via Alice over twee stukken waaruit we kunnen putten: ten eerste het Report of the Evacuation of 1 British Airborne Division from their Bridgehead on the River Neder Rijn at Arnhem. Dit rapport is opgesteld door Major M.L. Tucker op 30 Sep 44.
En het tweede is een hoofdstuk uit het boekwerk waarin de belevenissen der 23ste Field Company (Capter XIII: Arnhem) beschreven staan. Dit heeft veel weg van een dagboek, dat begint met de start in Brussel op 16 september ’44 en op de 28ste stopt. Als je beide stukken doorgeworsteld hebt, word je stil, meer dan de gebruikelijke paar minuten op 4 mei, heel lang…om te gedenken. Wat een getob hebben die moedige kerels gehad om langs de Betuwse wegen, die daarop van geen kant berekend waren, de rivier te bereiken. Ach, hoe met hun tanks en overige legervoertuigen en ladingen aanvals- en stormboten uiteindelijk bij Driel te belanden en hoe zij i.p.v. hun materieel de rivier over te zetten hun leven moesten gaan wagen to bring off as many as possible of the survivors of 1 British Airnborne Division from their bridgehead.
De resterende manschappen aldaar hadden zich namelijk verschanst in de perimeter rondom het Oosterbeekse hotel Hartenstein na het verloren gaan van de toegang tot het Drielse veer.
De operatie begon toen het donker inviel en het zicht vanaf de vijandelijke overzijde vervaagde, evenzeer door de regen, die steeds heviger werd, waardoor de bodem van het binnen- en buitendijkse land erg drabbig werd. Om die boten eerst vanuit de boomgaard, waar het geheel enigszins schuil kon gaan onder de bomen, over de winterdijk en de zomerdijk gezeuld te krijgen, ging met bijzonder veel moeite gepaard. Om half tien werd de eerste boot gelanceerd, maar had onderweg al zoveel averij opgelopen dat hij useless bleek. Enkele minuten later was het gelukt een tweede in het snel stromende water te ‘vlotten’ met als crew corporal Ryan en de engineers Magnusson en Roberty. It is pitch dark and pouring rain and all hell has broken loose, zowel van eigen artillerie, over de hoofden heen, komend van ver uit de Betuwe als van vijandelijk vuur o.m. vanaf die hoge Westerbouwing. Van die eerste boten is geen enkele teruggekeerd. Eén moet er door een mortiergranaat geraakt zijn, waarschijnlijk is dat die van Ryan geweest. Later is nog gemeld dat er een direct mortar explodeerde vlak bij een vaartuig overvol met Airborne survivers, waarbij iedereen naar de andere kant van de boot vloog, waardoor deze kapseisde.
Het werd steeds meer tobben, er was een straffe wind opgestoken, waardoor sommige boten ver uit de koers raakten, andere liepen zulke gaten op, dat ze niet meer operable waren, boordmotoren kregen endless trouble, weigerden te starten, terwijl telefoon- en radioverbindingen hopeloos haperden.
Bij het aanbreken van de nieuwe dag, omstreeks half vier heeft men de overtochten gestaakt en moest de balans worden opgemaakt zo goed en zo kwaad als het ging. Kwaad:. paper turned to pulp ( =moes) in the driving rain, staat zo tekenend in een tussenzinnetje, maar spreekt boekdelen. Ongeveer 2500 overlevenden van het totaal aantal (= 2800) ‘bruggenhoofders’ waren gered, by boat of ook wel zwemmende, onder wie vele gewonden.
Zij verhaalden later over hun barre tocht vanaf hotel Hartenstein, waarbij zij onder het gegier en gefluit van artilleriegranaten en in het pikkedonker slechts moeizaam vorderden vanwege de wirwar aan takken, gesneuvelde bomen en diepe kraters En eenmaal bij de uiterwaarden gekomen in de buurt van het hulpeloze Drielse veer kregen ze tot overmaat van ramp nog ’s moeite met koppels koeien, die dodelijk verschrikt rondrenden en over mensen vielen en elkaar bevochten. En dan dat eindeloze wachten…
De treurige terugtocht via Valburg werd – al terrein verkennend – voorzichtig ingezet, daar de Duitsers heel de Betuwe nog stevig in hun greep hadden, wellicht nog uitgezonderd die corridor richting Lent. Wel is er tot half elf een kleine groep wachtposten achtergebleven to pick up and bring back vermiste bemanningsleden of mogelijk any stranglers, maar geen man dook meer op… Opdat wij niet vergeten…
Paul Will