Inrijhek van het “Het Huys Herlaar” aan de Lekdijk tussen Ameide en Tienhoven met gemetselde hekpijlers van de buitenplaats. Foto uit de Collectie Prenten en tekeningen van het Gemeentearchief Rotterdam. Eigenaar volgens dit archief: Mr. J.A. van der Lee. Vervaardiger: Verheul Dzn., J. / tekenaar/fotograaf. Datering augustus 1932; techniek: tekening(en)/penseel en waterverf; Afmetingen: hoogte 41 cm/breedte 30 cm.
Dit hek staat op het midden van een steene boog of verwulfsel om overtogt te verleenen aan de tweede gragt, die rondom het oude slot Herlaar geloopen heeft, die om dit voors, nieuwe gebouw nog loopt en hetzelve afsnijd van het omleggende land. Eenige treden van dit hek af (zoo verre zekere strook lands tussen de voors. tweede en voors. eerste gragt van het slot rondom den grond waarop het voors. nieuwe gebouw staat, zig uitstrekt, welke strook lands voor aan beide zijden van dat nieuwe gebouw, althans met parterren, bloemfestoenen en standbeelden vercierd is), genaakt men eene lange ophaalbrugge den overtogt verleendende over de eerste gragt van het Slot, welke beide gragten rondom het slot of voors. nieuw enz. verschaffen.
Deze gragten hebben onderaardse gemeenschap met het water van de Lek, en het water der gragten rijst en daalt tegelijk met het water der Lek op enen schier onbegrijpelijke wijze waardoor hetzelve telkens verversing erlangt, de vis daar in onderhouden niet grondig maar blank en uitmuntend goed is en blijft.
Van het oude slot Herlaar en deszelfs vroege ruinen is althans niets overgebleven dan in het onderste gedeelte van eenen ronden toorn. De tegenwoordige Heer van Ameide en Herlaar heeft deezen toorn, die zig uit het water van de voors. eerste gragt tot aan de oppervlakte van den hoogen grond van het Slot of tegenwoordig nieuw gebouw verheft, met dien voors. grond laaten gelijk maken, met lood bekleeden en in het ronde met een ijzer hekje voorzien om bij goed zomerweder zig aldaar met gezelschap in de open lugt, met ruim en aangenaam gezigt te vermaaken. Ook heeft de tegenwoordige Heer van Ameide en Herlaar het Stal, hetwelk zijn voorzaat agter het voors. nieuw gebouw, of Huis Herlaar gestigt had, in den jaare 1746 doen afbreeken. En ter regter zijde van hetzelve huis, dog een groote tussenvlakte daar van af, een geheel nieuw en grooter stal en koetshuis doen bouwen voor twaalf paarden met uitgehouwen paardenkribben van blauwe arduinsteen. Ten zelven einde is de OSSEREL aan die zijde van den dijk naar het stal loopende verbreed en met een nieuw hek, vertoonende de wapenen van den tegenwoordige Heer en Vrouwe van Ameide en Herlaar voorzien.’
Zoals van der Schelling schreef, startte men met de bouw van het bovenstaande Herlaar in 1729 en was men in 1730 klaar. Gezien het formaat van het huis (woonoppervlak zo’n 800 vierkante meter over vier bouwlagen) voorwaar geen geringe prestatie.
Bron van bovenstaande afbeelding en tekst: scriptie Leers, opgesteld door Herman Beckmann en in januari 2008 afgerond. Deze studie is gerealiseerd aan de Universiteit Utrecht, Faculteit der Letteren.