Een portret gemaakt tussen 1859 -1879 van Warnardus Cornelis Machtildus Begram, geboren 23-05-1823 te Gorinchem en ongehuwd overleden op 06-05-1890 te Gorinchem. Hij was lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, dijkgraaf van de Alblasserwaard.
Hij wordt ook wel vermeld als Begram van Jaarsveld.
Warnardus Cornelis Machtildus Begram is een kleinzoon van Warnardus Verhagen en Cornelia Magteld Verveer, deze Warnardus Verhagen was onder andere burgemeester van Ameide en Tienhoven.
Warnardus Cornelis Machtildus Begram is een oom van Anna Elisabeth van Eeten, die getrouwd is met Augustinus Frederik Karel Graswinckel.
Het huis van W.C.M. Begram in de Arkelstraat 127 te Gorinchem, ter hoogte van groepje mensen is de ‘Koepelkamer’. De foto is gemaakt tussen 1859 -1879.
Hier zien we het interieur van de ‘Koepelkamer’ in de Arkelstraat te Gorinchem, het huis van W.C.M. Begram. De foto is gemaakt tussen 1859 -1879.
De werkkamer met binnengang van W.C.M. Begram, Arkelstraat 127 te Gorinchem. De foto is gemaakt tussen 1859 -1879.
De werkkamer van W.C.M. Begram aan de Arkelstraat te Gorinchem. De foto is gemaakt tussen 1859 -1879.
De foto’s op deze pagina ontvingen we van Wendela van Boetzelaer.
In het Utrechtsarchief zijn onder 205 Huis Jaarsveld de volgende archiefstukken over Warnardus Cornelis Machtildus Begram in te zien:
1.1.5.12.1. Persoonlijk:
- 257 Brieven en telegrammen, ingekomen bij W.C.M. Begram, 1837-1882
- 258 Minuten van brieven, geschreven door W.C.M. Begram, 1852-1879 en ongedateerd
- 259 Schoolschrift van W.C.M. Begram, 1835
- 260 Verhandeling over de geschiedenis van het Land van Arkel van de 7de tot de 12de eeuw, opgemaakt door W.C.M. Begram. Fragment, ongedateerd (2de helft der 19de eeuw)
- 261 Extract uit het register der resolutiën van den Raad der gemeente Gorinchem, waarbij de post van rentmeester van het Oude Mannen, Oude Vrouwen, Wees- en Pesthuis, vacant geworden door het ontslag van H. Hagoort, wordt opgeheven en de werkzaamheden worden opgedragen aan de vaders en regenten, 1798
- 262 Testament dd. 1885 van W.C.M. Begram van Jaarsveld, overleden den 6den mei 1890 te Gorinchem. Afschriften dd. 1890. Met acte van inbewaargeving dd. 27 juli 1885. Met stukken, betrekking hebbende op de afwikkeling der nalatenschap, 1890
- 263 Stukken betreffende benoeming en ontslag van W.C.M. Begram in verschillende ambten en functies, 1846-1876
- 264 Quitanties, aanteekeningen, menu’s, toegangsbewijzen en enkele andere losse stukken van W.C.M. Begram, 1843-1890, en ongedateerd
- 265 Paspoorten voor W.C.M. Begram, 1850, 1855, 1856 en 1868
- 266 Inteekenlijst voor een bijdrage tot het aanschaffen van een nieuwe tamboersstok, aangeboden aan de onderofficieren, korporaals en verdere leden van de dienstdoende schutterij te Gorinchem, 1852
- 267 “Programme des Fêtes du baptème du Prince Imperial”, Parijs. Gedrukt, 1856
- 268 Correspondentie over het leveren van draineerbuizen, gevoerd tusschen W.C.M. Begram van Jaarsveld en D. Wittermans, fabrikant te Bergen op Zoom. Met aanteekeningen, 1870
- 269 Stukken betreffende den boedel, nagelaten door Teunis de Bruin, overleden te Jaarsveld den 20sten maart 1872, over de jaren 1838-1872, ingekomen bij W.C.M. Begram als verhuurder van land en als schuldeischer, 1872
- 270 Rekening van W.C.M. Begram van ontvangsten en uitgaven voor en ten behoeve van zijn nicht Anna Helena Verhagen te Amersfoort, gedaan over het jaar 1874
1.1.5.12.2. Lid van de Tweede Kamer:
- 271 Uitslag der verkiezingen van 34 leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gedrukt, 1852
- 272 “Herinnering aan het bedrijf der Tweede Kamer van de Staten-Generaal der Nederlanden van 1842 tot 1848”, opgesteld door Joh. Enschedé, Faber van Riemsdijk, H. Menso, A.T.F. Egter van Wissekerke, G. van Leeuwen en T. Bijleveld, 1861
1.1.5.12.3. Bestuurslid van de Holl. My. van Landbouw:
- 273 “Welkomstgroet” van W.C.M. Begram, voorzitter der afdeeling de Vijfheerenlanden, Alblasserwaard, het Land van Arkel beneden de Zouwe van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, aan de leden bij de opening van de vergadering te Lexmond op 14 juli 1848. Gedrukt
- 274 Brieven, lijsten en quitanties, ingekomen bij W.C.M. Begram als voorzitter van het bestuur van de afdeeling de Vijfheerenlanden van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, betreffende inzamelingen, gehouden ten behoeve van de slachtoffers van den watersnood, 1855
- 275 Verhandeling over een betere uitwatering van het kanaal van Steenenhoek, ingekomen op de prijsvraag, uitgeschreven door de afdeeling Tiel der Geldersche en de afdeeling de Vijfheerenlanden der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, ingezonden door Jacobus Exalto te Gorinohem en Gerrit van Haarlem te Arkel, (1856)
In het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5 (1921) lezen we over Warnardus Cornelis Machtildus Begram:
BEGRAM (Warnardus Cornelis Mathildus), geb. te Gorinchem 23 Mei 1823, overl. aldaar 6 Mei 1890, was de tweede zoon van Mr. P.L. Begram en F.A.A. Verhagen. Zijn vader was een streng man, die het niet kon verkroppen, dat de tweede zoon niet zooveel talenten had als de oudste, die in verband met het groote fortuin der familie bestemd werd voor hooge betrekkingen. Die zoon studeerde te Leiden in de rechten, voor den jongste achtte de vader het voldoende als hij landbouwkundige werd. In de Alblasserwaard, waar geen ander land dan weiland is, bestond toen het landbouwbedrijf voor een groot grondeigenaar uit weinig meer dan nagaan of de pachtboeren het land behoorlijk bemestten en de woningen goed onderhielden; van wetenschappelijken landbouw was geen sprake.
De oudste zoon overleed kort vóór het tijdstip, waarop hij gepromoveerd zou zijn, en nu werd de verhouding van den vader tot den overgebleven zoon beter.
Mr. P.L. Begram werd in Nov. 1840 tot lid der provinciale staten van Zuid-Holland gekozen en was in 1848 lid der dubbele Tweede Kamer; als candidaat voor de Tweede Kamer viel hij in Nov. 1848 niettegenstaande zijn grootgrondbezit, vooral doordat hij zich als officier van justitie door zijn groote gestrengheid bij het volk gehaat gemaakt had. De zoon, die aangenamer vormen had en populairder was, werd reeds in 1851 in het district Corinchem tot lid der staten van Zuid-Holland gekozen, kort daarna werd hij lid van den Raad van de plaats zijner inwoning en wethouder. Voor deze betrekkingen bedankte hij, toen hij 8 Febr. 1859 in het district Gorinchem tot lid der Tweede Kamer gekozen werd. Als lid der Staten nam hij een werkzaam aandeel aan de vaststelling der reglementen voor de waterschappen.
Hij had in de Kamer op sommige gebieden grooten invloed, legde zich met veel ijver op zijne betrekking toe en was de vraagbaak, zoodra er landbouwkwestiën aan de orde waren. In de zitting van 9 Maart 1863 verzette hij zich fel tegen de aankweeking van geleerde landbouwers op landbouwhoogescholen; hij meende dat deze in de praktijk niet zouden voldoen. Niettegenstaande zijne oppositie is toen op het voetspoor van hetgeen in Duitschland op initiatief van prof. F.G. Schultze te Jena gedaan was, het hoogere landbouw-onderwijs tot stand gekomen door de oprichting der school te Haren, die later naar Wageningen verplaatst is. Begram had er geen denkbeeld van, dat dit onderwijs een zoo hooge vlucht zou nemen.
Welk een invloed zijn adviezen op dit gebied hadden, bleek intusschen duidelijk in genoemde zitting, toen een amendement van hem om het aantal landbouwscholen niet twee maar een te doen zijn, met 36 tegen 26 stemmen werd aangenomen, en wel niettegenstaande Begram, die tot de conservatieve partij behoorde, niet in de gunst stond bij den toen almachtigen premier Thorbecke.
Begram weerde zich zeer bij het debat over den aanleg der Staatsspoorwegen, en later bij dat over den aanleg van een kanaal door de Geldersche Vallei in verband met den aanleg van vele andere kanalen. Natuurlijk verdedigde hij de verbetering der bestaande Keulsche Vaart, die door zijn district liep; hij deed vooral twee bezwaren tegen het Valleikanaal hoog klinken, de kwel in de Betuwe en den overgang over den Neder-Rijn.
Hoewel conservatief, was Begram ten sterkste gekant tegen de antirevolutionnaire richting, die vooral sedert 1870 door de pogingen van Dr. A. Kuyper veld won en welke hij een ramp voor het land achtte. Dit ging zoover, dat hij zelfs voor de schoolwet-Kappeyne stemde, terwijl hij na 1880 bij verkiezingen de liberale partij geldelijk sterk steunde.
Hij nam in 1878, toen hij tot dijkgraaf van de Alblasserwaard benoemd was, ontslag als kamerlid, en werd kort daarna weder lid der Provinciale staten van Zuid-Holland, hetwelk hij evenals dijkgraaf tot zijn overlijden bleef; korten tijd later werd hij gekozen als lid, dat bij staking der stemmen onder Gedeputeerde Staten de beslissing zou geven.
Als dijkgraaf was Begram even ijverig in hetgeen hij meende, dat het belang van het hoogheemraadschap was, als hij als kamerlid geweest was.
Als voorzitter der commissie voor de gemeene belangen (eene betrekking, die aan die van dijkgraaf der Alblasserwaard verbonden is) zette hij met kracht de verhooging van den nieuwen Zuider Lingedijk, die de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden tegen overstroomingswater in Gelderland moest verdedigen, door. Toen het Merwedekanaal aangelegd zou worden, wist hij van den Staat eene nieuwe bedijking aan de westzijde van Gorinchem te verkrijgen zonder dat daarvoor eene reden was, terwijl hij als eisch voor de beproeving van den nieuwen bandijk, die in verband met dezen aanleg gemaakt moest worden, stelde, dat deze vijf etmalen een ontzaglijke drukking moest uithouden, te verkrijgen door het volzetten met water van eene kom tusschen den ouden (gedeeltelijk op te ruimen) en den nieuwen dijk. De Staat stond in dien tijd geheel machteloos tegenover de dijksbesturen. Toen de kom was volgepompt, begon de oude dijk te wijken en het dijksbestuur, waar toen de deskundige dijkgraaf T. Swets Az. in functie was, gaf den eersten dag van de volpomping vergunning, het water uit de kom af te laten en daarna den ouden dijk zooveel noodig weg te graven.
Ook in zijn eischen aan den Staat omtrent de hoedanigheid van de klei der nieuwe dijken was Begram hoogst onredelijk, hoewel volkomen te goeder trouw.
Hij overleed na een ziekbed van slechts enkele dagen. Hij was ongehuwd.