In de Schoonhovensche Courant van 2 juli 1937 staat een uitgebreid artikel van Jan Kijkuit over het dempen van de Prinsengracht in Ameide. Dit artikel wordt hierna in z’n geheel weergegeven.
Ga naar de volgende webpagina waar wordt ingegaan op de toekomst van de Prinsengracht. Ook de recent verschenen krantenberichten worden op die webpagina getoond.
Van Rondom
Door JAN KIJKUIT.
Op bezoek bij een dichter te Ameide
Ik heb deze week een briefje ontvangen uit Ameide. Maar geen gewone brief, doch een in dichtmaat. Hier is het:
Waarde Jan Kijkuit,
Ga je weer eens uit,
Kom dan eens hier,
Dan heb je groot plezier.
Ik zal je wat verhalen,
Waarvoor je niet hoeft te betalen.
‘t Gaat over ‘ t water in de gracht
En over des burgemeesters macht.
Ik heb natuurlijk gevolg gegeven aan dit dichterlijk verzoek en heb in Termai den dichter aangetroffen, die ook in het gesprek, dat volgde zijn poëtischen aanleg deed blijken, door telkens zijn verhaal te onderbreken met eenige rijmende regels. Hij begon al dadelijk met te zeggen:
Hier zijn we in Termai
Vindt u het hier niet fraai
Hier zijn we in Ameide
Kan u dat niet verblijden?
Hij geleide me al vertellend en dichtend naar zijne woning, loodste me naar een keurig verzorgd en gezellig ingericht prieel, waar hij niet tot rust kwam voor hij een kistje sigaren en twee koppen koffie op tafel had staan. Toen begon zijn verhaal.
“Jan, we hebben hier in Termay een aardig spul gehad, een soortement van openluchtvertooning en zoo iets als een Kamper ui. De gemeente dempt de gracht en als ze een eind op streek zijn dan komt het bevel ook van de gemeente ze weer openmaken.”
“Was dat bij wijze van werkverschaffing?”
“Ja, zoo was ‘t bedoeld. Nou ze hebben werk verschaft ook. Moet je hooren”.
In Januari kwam de raad bijeen en besloot om de Prinsegracht te laten dempen, maar dan moest eerst toestemming verkregen worden van de polderbesturen van Middelbroek, Ameide en Tienhoven. Op de gracht komen riolen uit en ze laten Lekwater in de gracht en dan zetten ze de sluis open en lozen het vuile water op de polder. Zoo krijgt ieder wat.
De gemeente kreeg vergunning om te dempen van gedeputeerden en van den minister. Er was eerst nog bezwaar gemaakt door de provinciale schoonheidscommissie, omdat die de Prinsegracht zoo mooi vond, maar die kwam te laat, want gedeputeerden hadden het voorstel al goedgekeurd, maar het polderbestuur gaf geen toestemming. Als nou je vader tegen je zegt dat je naar de bioscoop mag en je moeder zegt dat ’t niet moogt, wat doe je dan?
“Mijn moeder probeeren over te halen.”
Dat deden ze hier ook, maar ’t lukte niet. Op 6 April werden de onderhandelingen met het polderbestuur beëindigd, omdat dit geen vergunning voor ’t dempen wilde geven en 2 dagen later deelde de burgemeester dat in den raad mee.
“De zaak was van de baan, vroeg ik?”
“De zaak was gansch niet van de baan.
En nu zullen we verder gaan …. rijmde hij.
Half Juni zagen de Ameidenaars dat met het dempen begonnen werd en dat de boomen aan de gracht gerooid werden. Het polderbestuur was kwaad, schreef een booze brief en dreigde de duiker op de polder te zullen sluiten, maar het dempen werd voortgezet. Lang wachtte de polder niet, want op 19 Juni werd de duiker verzegeld, zoodat ’t vuile water niet meer geloost kon worden.
“Dat was niet mis.”
“En ook helemaal niet frisch”, ging de dichter voort.
Direct kwam de raad in spoedvergadering bijeen en de heeren speelden op tegen het dagelijksch bestuur om dat het eigenmachtig last gegeven had tot demping, hoewel de raad toestemming van het polderbestuur had verlangd. Er zat niets anders op dan om den eisch van het polderbestuur in te willigen en het gedempte gedeelte weer uit te graven. De burgemeester voerde aan dat zonder de demping ook het rioolwater op den polder geloost werd, zoodat er eigenlijk niets aan den toestand veranderen zou na de demping en hij beriep zich op een ordonnantie van den vrijheer van Vianen, waarin staat, dat de verversching der stadsgrachten en brandslooten niet geweigerd mag worden door het polderbestuur.”
“Hoeveel was er al gedempt?”
“Zoowat 15 meter, maar er waren al 250 buizen gekocht van een rijksdaalder het stuk en er was 150 gulden betaald aan de eigenaars van de boomen.”
“Wil het polderbestuur heelemaal geen demping?”
“Jawel, maar het verlangt een dubbele rioolaanleg, een voor de afvoer van het rioolwater op de Lek en het andere voor verversching van het grachtwater aan de Achterweg en lozing op de polder.”
“Dat kost dan heet wat meer.”
Asjeblieft meneer, want een normale loozing op de Lek is niet mogelijk vanwege het hoogere peil van de rivier en de demping is al berekend op f 10.000.
Wie moet nu de hoogere kosten betalen?
Sijmen natuurlijk. Sijmen betaal! Is ‘t nog altijd.
“En de boomen?”
“Voor de oude boomen.”
“Moeten nieuwe komen, antwoordde de onvermoeide dichter.” Wat zegt u nu van die geschiedenis.
“Ik matig me geen oordeel aan over de handelingen, omdat die voorzichzelf spreken, maar ik vind ’t zeer jammer, dat de mooie gracht gedempt wordt en dat daarvoor in de plaats komt een leelijke en karakterlooze straat.”
“U woont daar niet, maar die mooie gracht is een vieze boel.”
“Daarin zou op andere wijze te voorzien zijn geweest, hetzij door een rioleering naast de gracht of door een klein gemaal dat voor regelmatige verversching zou zorgen. Ik betreur het dat de schoonheidscommissie te laat gekomen is en ik voorspel dat het nageslacht het nu levende geslacht zal veroordeelen, omdat het eigenlijk voor werkverschaffing een typisch en bekoorlijk oud-Hollandsch grachtje, zoals je hier in geen enkel dorp vindt, heeft laten dichtgooien, zonder eenig respect voor de historie.”
“Verdorie, voegde hij er bij om nog gauw even te rijmen.”