Ameide en de Hollandse Oorlog (1672-1678).
Onder deze titel heeft dr. A. Vroon op 12 mei 1993 een lezing verzorgd voor onze vereniging. De tekst van deze lezing is gepubliceerd in het Nieuwsblad van de vereniging 1993 no. 2/3. De lezing en de gepubliceerde tekst was het resultaat van een uitgebreide studie, die de heer Vroon deed over de gebeurtenissen in 1672 en de jaren erna. De tekst van deze lezing kun je hierna lezen:
Ameide en de Hollandse Oorlog (1672-1678), door dr. A. Vroon, gepubliceerd in het Nieuwsblad 1993 no. 2/3 van de Historische Vereniging.
Mijn belangstelling voor de verovering en plundering van Ameide in de vroege zondagmorgen van 27 november 1672 door de Fransen bestaat al heel lang. Toen ik dan ook gevraagd werd een lezing te verzorgen voor de Historische Vereniging van Ameide en Tienhoven kwam deze gebeurtenis mij weer dadelijk voor de geest. De uitnodiging bood mij de gelegenheid om de geschiedenis van Ameide in die tijd eens grondig aan te pakken. Sinds de toezegging heb ik de bestaande wetenschappelijke literatuur doorgenomen en een onderzoek ingesteld in het oud-archief van Ameide en het archief van de NHK van Ameide. Met name dit laatste archief bood interessant materiaal.
Mijn verhaal is als volgt opgebouwd:
- Het ontstaan en het verloop van de Hollandse oorlog.
- De verdediging van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
- Ameide in de oorlog.
- De gevolgen voor Ameide: of wat vertellen de archieven ons.
1. Het ontstaan en het verloop van de Hollandse oorlog.
Het ontstaan van de oorlog ligt in het midden van de jaren zestig van de zeventiende eeuw. Ons land – de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – voerde de Tweede Engelse oorlog. De koning van Frankrijk, Lodewijk XIV, maakte gebruik van de situatie om enkele steden in de Zuidelijke Nederlanden – het huidige België – te bezetten onder het mom van: ik neem het wettige deel van de Spaanse erfenis voor mijn vrouw. (De Zuidelijke Nederlanden waren Spaans en de vrouw van Lodewijk was een Spaanse prinses en in 1665 was haar vader de Spaanse koning Philips IV overleden; het was niet alleen de schoonvader van Lodewijk XIV maar ook zijn oom, want zijn moeder was de zuster van de Spaanse koning). De Republiek voerde een soort evenwichtspolitiek in Europa: geen enkel land mocht overheersen en daarbij wilde men de Fransen niet als nabuur. We sloten in 1668 de Triple Alliantie met Engeland en Zweden om Frankrijk in toom te houden. Lodewijk XIV was daar zeer ontstemd over en ging in het geheim met de Engelse koning Karel II onderhandelen om ons land te isoleren en een lesje te geven. De onderhandelingen leidden tot de geheime Tractaten van Dover(1670):
- Karel II ontving een jaarlijkse subsidie van £ 250.000 bij deelname aan de oorlog tegen de Rep.
- zijn neef Willem III krijgt de waardigheden van zijn voorvaders in de Republiek
- Eng. terug te brengen tot het RK
- £ 150.000 subsidie en bij moeilijkheden bij het eerstgenoemde militaire hulp.
Het waren zogenaamde ‘vorstenovereenkomsten’, naast de beide koningen waren nog slechts drie personen op de hoogte van deze afspraken. De haat tegen de Hollanders was het gemeenschappelijke. Daarnaast hadden zij ook tegengestelde belangen. Engeland wilde van de Rep. een onderdanige bondgenoot maken; Frankrijk wilde de Rep. eigenlijk het liefst wegvagen. Ook met andere landen sloot Lodewijk XIV overeenkomsten: de Duitse keizer, de bisschoppen van Munster en Keulen en de koning van Zweden. Wij kregen een bondgenoot in de persoon van de keurvorst van Brandenburg, deze hoopte het Zweedse Voor-Pommeren te veroveren.
Eind maart en begin april 1672 kwamen de oorlogsverklaringen van Engeland en Frankrijk: het rampjaar begon! Met een uitstekend toegerust leger van 120.000 man begon de Franse koning in de eerste helft van mei aan de opmars vanuit Sedan en Charleroi. Zo’n groot leger dat zo goed geoefend was, had West-Europa niet eerder gezien. In juni voegden de bisschoppen van Mûnster en Keulen, resp. Barend van Galen en Maximiliaan van Beieren, zich bij onze vijanden. Het ging snel. Nadat de Franse legermacht bij Lobith over de Rijn was getrokken, werd reeds op 21 juni 1672 Utrecht ingenomen.
Nederland verdedigde zich met behulp van het water, de Hollandse Waterlinie We hadden ook wel geluk: de beste Franse generaal Condé raakte al bij Lobith gewond, daarna ging het o.l.v. van Turenne erg omslachtig in de oorlogvoering. Lodewijk had ook een grote voorliefde voor belegeringen. Ook voor zijn meegebrachte schilders en dichters waren die aantrekkelijker. Het directe oorlogsplan liep vast tegen de Hollandse Waterlinie. Den Tex schrijft: ‘De Blitzkrieg verdronk in plassen en moerassen’. Het bezette gebied – het rijkste platteland van West-Europa – werd op een ontzettende wijze geplunderd. Al spoedig werd de gehele oorlogvoering van de Fransen uit requisities betaald.
2. De verdediging van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Het water werd onze bondgenoot. Voor het eerst functioneerde de Hollandse Waterlinie. Gorcum, Schoonhoven, Goejanverwellesluis, Nieuwerbrug en Muiden waren de verst vooruitgeschoven garnizoensplaatsen. In Gorcum resideerde veldmaarschalk Paulus Wirtz.( Leerdam en Asperen waren door de Fransen ingenomen). Door de overwinning van de slag bij Solebay op 7 juni 1672 door De Ruyter werd een landing vanuit zee voorkomen. Door de hegemonie die men op zee had, kon de waterlinie versterkt worden met matrozen en kanonnen van de oorlogsschepen. De met kanonnen en matrozen uitgeruste rivierboten werden uitleggers genoemd. Engeland en Frankrijk formuleerden gezamenlijk bij het verdrag van Heeswijk (17 juli 1672) de vredesvoorwaarden:
- afschaffing van de tegenmaatregelen tegen het Colbertisme
- erkenning Engelse zeeheerschappij
- afstand van de Maas- en Scheldemond aan Eng.
- Staats-Brab., Betuwe, Staats-Limb. naar Fr.
- gebiedsuitbreiding voor de bisschoppen
- vrije uitoefening r.k. eredienst
- Willem III souverein in de rest
Stadhouder Willem II (21 jaar) reageerde als volgt:
‘dat men sigh liever aen stucken behoort te laten houden als sulcken accoort te maecken, dat hetgeen op zijn persoon slaet van zijn vijanden komt en niet van zijn vrienden…
In die tijd deed zich onder leiding van Willem III opnieuw een nationale eenheidsgedachte voor. Maar de angst domineerde toch vooral. Denk aan het bekende het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. De gebroeders De Witt werden het slachtoffer van die redeloosheid. Op 20 augustus 1672 werden zij op gruwelijke wijze vermoord.
Een positief bericht was dat Bommen Berend het beleg van Groningen moest opgeven (28 aug. 1672).
In de herfst 1672 had Frankrijk 16.000 man in Holland en Utrecht bij de Hollandse Waterlinie. Nederland had in die tijd 57.000 man, maar die konden niet vergeleken worden met de Franse keurtroepen. In november en december 1672 deden de Fransen een aantal uitvallen in de Hollandse Waterlinie, waaronder ook Ameide. Willem III ging in november 1672 met een leger van 20.000 man via de Moerdijk naar Maastricht, zodat het beleg werd opgeheven.
Op zee bleef het goed gaan:
- Schooneveld (7+14 juni 1673)
- Kijkduin 21 aug. 1673.
In het voorjaar van 1673 versterkte Fr. zijn troepenmacht tot 25.000 man. Maastricht werd met succes belegerd. Willem III nam Bonn in met het gevolg dat de Fr. troepen met uitzondering van Grave en Maastricht ons land moesten verlaten (okt.1673). 19 febr. 1674 Vrede van Westminster met Eng.: zeer gunstige voorwaarden voor de Engelsen. (vlagstrijken, New York terug, oorlogsschatting). In april 1674 sloten we vrede met de Münsterse bisschop en in mei van dat jaar met zijn Keulse collega. Op 10 Augustus 1678 sloten we met Frankrijk de vrede van Nijmegen.
Ons leger in 1672:
- verwaarloosd;
- geen materialen;
- slechte betaling;
- geen goede slaapplaatsen;
- slechte voeding;
- ziekten;
- gebrek aan medicamenten;
- schril contrast met de Franse verzorging.
Het leger was ingedeeld in compagniën (= variërend van 150 tot 60 manschappen). Zo lagen er in het kwartier van Gorcum, Loevestein en Woudrichem 57 compagniën, in Schoonhoven 12 en in Nieuwpoort 2, in Ameide bij Sluis één – acht.
3. Ameide in de oorlog
Ameide lag met veel andere dorpen en steden in het grensgebied van de Hollandse Waterlinie en daarmee in het frontgebied. Op 20 juni 1672 werd om de Fransen tegen te houden via Sluis water binnen gelaten in de Vijfheerenlanden. Zo ook bij Gorcum. Aanvankelijk zonder veel resultaat omdat de boeren tegenwerkten. Tenslotte was het hartje zomer. Ze lieten het water weglopen. Twee weken later was het gebied nog niet goed geïnundeerd. Veldmaarschalk Wirtz te Gorcum liet nieuwe gaten in de Lek- en de Merwededijk steken.
De Lekdijk bij Sluis was een strategisch belangrijk punt. Daarom werd daar een verdedigingswerk gemaakt achter de sluizen. Van deze post is niet exact aan te geven hoe het eruit zag. Uit een brief, die de Franse generaal Luxembourg aan zijn minister Louvois stuurde na het innemen van dien post, valt op te maken dat het verdedigingswerk bestond uit een trenchement of afsnijding dwars over de dijk versterkt met een dubbele rij palissaden. Er was geen gracht aangebracht. De inundatie en De Lek boden de dekking. Deze post werd bemand door het regiment van kolonel Joseph Bamphield. In november 1672 bestond de bezetting uit acht compagniën met als officieren naast Bamphield, luitenant-kolonel Vercken, twee kapteins en vijf luitenants. Voor de verdediging van de schans heeft men in oktober 1672 op Sluis de bomen van het boomgaardje van de Ned. Herv. Kerk van Ameide gerooid. De bomen werden door de schout Hendrick de Bruyn verkocht. Een van de kopers was ds. Jonckholt. (ARA, NHK Ameide, inv. 441) De aanwezigheid van de militairen vindt men terug in het Doopboek en bij de Ontvangsten wegens het begraven. Zo werd bijvoorbeeld het kind van Jan Hermensz., soldaat onder kapitein Johan Brakell en als getuige trad op zijn collega Jan Jansz. Een ander voorbeeld: 6 oktober 1672 werd een ruiter begraven.
In het najaar van 1672 vertrok Willem III via Brabant naar de Spaanse Nederlanden. Veldmaarschalk Paulus wirtz te Gorcum was tijdens de afwezigheid van de prins de hoogste militaire commandant in de Republiek: luitenant – kapitein-generaal. De Fransen maakten gebruik van de afwezigheid van Willem III. Langs de gehele Hollandse Waterlinie ondernamen zij plundertochten. Lexmond, Jaarsveld en Lopik waren in september al bezocht. Het grondgebied ten zuiden van De Lek ressorteerde niet onder Luxembourg (Utrecht), maar onder Lorges die in Nijmegen resideerde. Lorges toonde maar weinig belangstelling voor het meest westerse gedeelte van zijn militaire gebied. De aanval op Ameide in november 1672 gebeurde dan ook door troepen van Luxembourg.
Ik heb al verhaald dat de verzorging van de militairen erg slecht was. Bij de Fransen was het stukken beter. Dat heeft een aantal deserteurs bij de troepen van Bamphield opgeleverd. Zij vluchtten van Sluis naar de Fransen en deelden de vijand mee hoe sterk de verdediging van de post bij Sluis was.
Op zaterdag 26 november 1672 vertrokken uit Utrecht o.l.v. de graaf van Sault 800 infanteristen en 200 cavaleristen naar Vianen. Volgens een tijdgenoot voegden zich daar enige ruiters en dragonders afkomstig uit Culemborg bij en vertrok men richting Ameide. In de vroege morgen – het was ongeveer vijf uur – van zondag 27 november, terwijl het nog donker was, vielen zij de post bij Sluis aan. De verdedigers gedroegen zich niet bijzonder heldhaftig want men zocht een goed heenkomen. Volgens Van Raa verlieten velen: ‘onder voorwendsel van gekwetsten te vervoeren of munitie te halen, terwijl anderen hunne wapens nederwierpen en wegliepen.’ Kolonel Bamphield kon met slechts 30 gewapende manschappen naar Tienhoven ontkomen. Er lagen enige uitleggers op De Lek die dapper op de Fransen schoten, waardoor de Fransen relatief flinke verliezen leden.
Ameide werd geplunderd en grotendeels afgebrand. Zo iets gebeurde om geld en waardevolle dingen in handen te krijgen. Daarnaast hoopte men aan Franse zijde te bereiken dat men in Den Haag medelijden met de bevolking zou krijgen en dus zou capituleren. Ook was er sprake in dergelijke gevallen van pure moedwil. Daarbij kwamen altijd een aantal mensen bij om het leven. Wij kunnen ons dat in 1993 met de televisiebeelden uit het voormalige Joego-Slavië maar al te goed voorstellen. Luxembourg schreef aan Condé dat ieder huis afzonderlijk werd verbrand. Nu overdreef hij weleens maar uit andere bronnen weten wij dat de ravage in Ameide groot was.
Veldmaarschalk wirtz zag en hoorde in Gorcum dat er gevochten werd in de omgeving van Ameide. Hij stuurde onmiddellijk een regiment, bestaande uit zes compagniën o.l.v. luitenat-kolonel Cronmann naar Ameide en ging zelf met een groep ruiters naar Meerkerk om poolshoogte te nemen. Hij vernam er dat Ameide geplunderd en afgebrand was, maar dat de Fransen weer vertrokken waren. Hij liet daarop de post bij Sluis weer bezetten. Bamphield kreeg de opdracht zich naar Nieuwpoort te begeven. Onderweg werd hij – een officier met een eervol verleden – uitgescholden door een aantal vrouwen. Hij kreeg volgens tijdgenoot de pensionaris Hop van Amsterdam een ‘onbehoorlijk tractement door eenige tumulterende vrouwspersonen’ te verduren. Hij werd opgesloten in het kasteel van Langerak en moest zich later voor de krijgsraad verantwoorden. Hij werd vrijgesproken maar werd m.i.v. 30 augustus 1673 uit het leger van de Republiek ontslagen.
Paulus wirtz deed de volgende dag verslag van zijn bevindingen aan de Staten-Generaal:
Hoogh. Mog. Heeren, Mijne Heeren, U Hoog-Mog. kan midts dezen onderdanigh niet voor onthouden, hoe dat ik gisteren een paar uuren voor dagh, omtrent de klokke vijf, alhier schieten hoorende, en van den Tooren en Wal gewaar werdende, dat het ter Ameijden was, alwaar kort daar na een Brandt ontstont, gaf ik ordre, dat het Volk zo voort in de Wapenen zoude komen. En het Regiment Guardes van Zijn Hoogheyt ’s avondts te vooren hier gekomen wezende en noch in schepen aan de Brugh leggende, en alzo het gereetste zijnde, liet ik na Marquerque (=Meerkerk) marcheeren, met de Heer Commandeur Golsteijn verlatende (=afsprekende) dat zo ras de Gecommandeerde van de andere Regimenten gereet waren de zelve ook volgen zouden; Als ik voor mijn Persoon met eenig weynige Ruyters, de welke hier leggen vooruyt gaande op ter Ameyden, recognosceerde, kreegh ik door eenige Gevangens kondtschap, dat die Post van Ameyden al overweldight was, en dat de vijandt, de welke over de 800 man te Voet en 200 zo Dragonders als ruyters sterk hadde geweest, na dat hij Ameyde uytgeplondert, en in den brandt gesteken hadde, wederom geretireert was. Op de Sluyse ter Ameyden komende, hebbe ik het werk noch zodanigh in zijn geheel gevonden, dat niet meer als één Palissade was afgekapt. Ameyden was op verscheyde plaatsen in den Brandt gesteken, en grootendeels afgebrandt, al evenwel zijn de Kerk, Raathuys en veel andere Huysen noch blijven staan. Die in de kerk in reserve bewaarde Ammunitie, heeft zich ook noch daar in gevonden. Ik hebbe den Luitenant-Colonel Kroneman met 6 compagnieën van Zijn Hoogheydts Guardes, als de welke mij de eerste volgden, tot defensie en betere verbouwinge van de Werken daar gelaten, tot dat het Regiment van Zwammerdam afgezonden, zal zijn aangekomen, als wanneer de Heer Marquis de Westerloo, de Guarde zal lossen laten. Van ’t Bampfields Regiment zijn op d’Ameydische Sluysen doodt gebleven Capiteyn Zwansbel; één Luytenant en één Vaendrigh waarlijk gequetst, maar niet gevangen. Diegene welke onze gevangens hebben zien weck voeren, zeggen bij de 60 geweest te zijn. van de hare hebbe ik als boven recognoseerende latende, 7 gekregen; aan Dooden eenige 20 getel; zo veel ik uyt de Plaatzen daar zij lagen, judiceren koste, wel zo veele Fransen als van de onze, maar van ’t Bampfields Regiment zullen wel veele verloopen wezen. Ik hebbe hem geheeten met het Regiment tot Nieupoort te logeeren, om het verloopen Volk wederom bij malkander te brengen. Waar mede Hoog. Mog. Heeren etc. Gorkom 18/28 Nov.1672. P.Wirtz.
Deze brief is het bekendste en uitvoerigste document over de gebeurtenissen in november 1672 in Ameide. We vinden deze brief op verschillende plaatsen afgedrukt, zo ook bij P. Horden in zijn Een kleine geschiedenis van het Land van Vianen, 97-98. Horden geeft ook een brief weer van luitenant-kolonel Kroneman aan Wirtz te Gorkum, geschreven op maandagmorgen 28 november 1672 om ’s morgens 9 uur.
‘Zedert het vertrek van U Excellentie en is hier niet voorgevallen, dat mijn heeft konnen obligeren aan U.E. eerder bekent te maken, ter dezer uure (9 uur ’s morgens) hebbe ik alleen maar aan U.E. te zeggen, dat op heden hier zijn wederom gekomen 2 gevangenen van ’t Regiment van Bampfield die ’t van deze nacht van de Fransen zijn ontkomen, de welke rapporteren, datter niet meer als 6 gevangenen in alles bij de Fransen zijn geweest, derhalve deze 2 weder gekomen zijnde, bij haar niet meer als 4 zijn gebleven; Wat aangaat haar Dooden, ik hebber vandaagh 22 doen begraven onder de welke waren die men genoeghzaam voor Officieren konde bekennen; één is er noch gestorven te Lexmonde, behalven de andere Dooden, die zij in de Riviere gesmeten hebben en met haar mede genomen, volgens ’t gene zij bekent hebben te Vianen; zij hebben 16 gequetsten, onder de welke is de commandeur, zijnde een Marquis, en noch een andere Marquis; de commandeur is noch te Vianen, om zich te laten verbinden.’
Later is één van die commandanten, Castelnau, in Utrecht aan zijn verwondingen overleden. De Fransen hadden dus nogal wat verliezen. Wat namen ze allemaal mee? Van Ameide is daar geen lijst van bewaard gebleven. Maar wel wat ze allemaal nog roofden op hun terugtocht door Achthoven en Lexmond: – meubelen; – meer dan 200 paarden; – alle de koeyen, bestaende uyt over de 300 stucks; – de kalverrunders, verckens en schaepen; Het ging volgens de schout en gezworenen van Lexmond en Achthoven om een totaal bedrag van f 21.700,- En het was al ‘voor de derde reys’ dat deze plaats ‘van alles geplondert’ werd. (Horden, Recht en Slecht in het Land van Brederode, 25) Een dergelijke buit is ook bekend bij andere rooftochten. Dus we moeten maar aannemen dat ook uit de omgeving van Ameide meubels, paarden, koeien, varkens en schapen zijn meegenomen. Uit de Ontvangsten wegens het begraven in die tijd blijkt dat er een relatief groot aantal Ameidenaren om het leven is gekomen. Het boek is vanaf november 1672 zeer slordig en onregelmatig bijgehouden. Maar wel is er uit op te maken dat het aantal begrafenissen sterk is toegenomen. Nadere bestudering is nodig om het precies te kunnen analyseren. Naast ouderling Abraham van Asperen kwam ook de onderwijzer, ‘mester Willem’ om het leven. Er is nog iets bijzonders te melden. Ameide was een onderdeel van het Land van Vianen en Ameide, met als ‘souverein’ de heer Van Brederode. Het was een hoge heerlijkheid, wat betekende dat er ook voor halszaken een eigen rechtbank was in Vianen. Men heeft geprobeerd van deze situatie gebruik te maken door een soort neutraliteitsverdrag te sluiten, dat getekend was door de Fransen en Willem III. Alleen de praktische waarde was gering. Het verdrag dateerde al van voor de aanval op Ameide. Volgens Horden vond de plundering en brandschatting van Ameide plaats, omdat in het verdrag Ameide niet genoemd werd. Maar Lexmond werd wel genoemd en er werd ondanks dat, enorm geplunderd. Toch heeft het na eind november 1672 een aantal maanden gewerkt. De post bij Sluis is tot grote ongerustheid van Dordrecht in december 1672 onbemand. Maar in het voorjaar van 1673 trokken de Fransen zich niets meer van het neutraliteitsverdrag aan en campeerde met 5000 manschappen gedurende zes weken te Achthoven. Deze troepen bleven tot begin juli 1673. In de correspondentie tussen Willem III en George Frederik, graaf van Waldeck wordt over het vertrek van deze troepen gerept.(‘Les ennemis ont quitté le poste d’Ameyden et se sont retiré au camp de Vianen, d’ou ils doivent marché;’) Van die aanwezigheid in het voorjaar van 1673 is natuurlijk ook weer veel overlast gepaard gegaan. Ook is er op 24 maart 1673 nog een aanval via Ameide richting Nieuwpoort ondernomen. De aanval werd van Franse zijde geleid door Tallard, later (1704) als veldmaarschalk bij Hochstadt verslagen. Volgens Den Text, 110 werd Ameide met grote offers ingenomen en bezet. De doorstoot naar Nieuwpoort mislukte door het moedig optreden van de Koerlandse ruiters in Langerak. uit het aantal begrafenissen in maart 1673 blijkt dat er weer veel Ameidenaren om het leven zijn gekomen, misschien wel meer dan in november 1672. Onder de slachtoffers o.a. een kind van de burgemeester en het huisgezin van Gerrit Verhoef.
4. Wat vonden we verder van deze gebeurtenissen terug in de archieven?
In het archief van het gemeentebestuur van Ameide heb ik niets teruggevonden over de gebeurtenissen van 1672. Dit komt omdat de resolutieboeken van het stadsbestuur uit die tijd niet bewaard zijn gebleven. Daarentegen is er in het archief van de Nederlandse Hervormde Kerk van Ameide en Tienhoven(ARA, Den Haag) wel wat te vinden over de oorlog en zijn gevolgen. Het algemene beeld dat daaruit te destilleren is dat van een samenleving die na de overval van de Fransen danig in de war is geweest. Dat is af te leiden uit de wijze waarop het begrafenisboek is bijgehouden en dat de kerkeraad slechts één keer per jaar vergaderde in tegenstelling tot drie tot vijfmaal onder normale omstandigheden. We moeten ons realiseren dat de dreiging na 27 november 1672 ook niet voorbij was. Dat blijkt uit het feit dat men in januari 1673 bijvoorbeeld de lichtkronen, het psalmbord en andere kostbare zaken uit de kerk in tonnen verborgen per schip naar Dordrecht liet brengen. Vijftien maanden later werden ze weer teruggebracht. In het kerkelijk archief van Ameide springt een archiefstuk er duidelijk uit. Dat is inventarisnummer 278 Rekening van ontvangsten en uitgaven over de in het gewest Holland ingezamelde gelden ten behoeve van het herstel van de door de Fransen aangerichte oorlogsschade van kerk, pastorie en schoolhuis,1674-1677. Mijn vervolgverhaal is bijna geheel gebaseerd op dit stuk. Het is een fantastische bron die ik in Den Haag gedeeltelijk heb laten fotokopiëren om thuis uitvoerig te kunnen bestuderen.
Toen de Fransen troepen weggetrokken waren, zaten vele dorpen nog met de schade die was aangericht. In Ameide hebben ze in februari 1674 het plan opgevat om in het gewest Holland een collecte te organiseren. Daartoe werd door de magistraat in Ameide toestemming gegeven (27 febr.) en vervolgens door de drossaard Van Brederode (8 maart 1674), het bestuur van het gewest en de classis Gouda waar Ameide toen onder viel (10 april 1674.) De predikant Edmundus Jonckholt heeft daar een bijzondere rol in gespeeld. Daarom eerst iets naders over hem.
Jonckholt was als proponent (kandidaat) in 1660 naar Ameide en Tienhoven gekomen. Hij is er tot aan zijn dood in 1682 predikant geweest. Tijdens de Franse overval – hij was toen ongeveer vijfendertig jaar – op 27 november 1672 heeft hij een belangrijke rol gespeeld. Bij de overvallers kreeg hij gedaan dat zij de kerk, de pastorie, de brouwerij en de aangrenzende huizen Benedendams niet afbrandden. In ruil daarvoor moest er betaald worden en om zeker te zijn dat men het geld ook binnen kreeg, namen de Fransen ds. Jonckholt mee naar Amersfoort. De losprijs was twintig pistoletten (f 180,-). De borgen voor dit bedrag waren Gijsbert Cruijff en Jacobus Booth.
Kort na deze gebeurtenis overleed een kind van hem en zijn vrouw (februari 1673) Tijdens de collecte 1674-1679 speelde hij een belangrijke rol. Hij ging, soms vergezeld door burgemeester Johan Snoeck of een andere Ameidenaar, op reis door geheel Holland om kerkeraden, diaconieën en particulieren te bewegen geld te geven voor de herbouw van de kerk, de pastorie en het schoolhuis. Hij maakte in de periode 1674-1677 veel grote reizen, die soms weken in beslag namen. Enkele voorbeelden:
‘Den 9,10,11,12 en 13 april(1674) gereijst naar Capel, Nieukerck, Moordrecht, Gouderaeck, oock aent clasis van Gouda de acte van credentie laeten instellen ende als doen verricht t’geene dien aengaende noodig was; facatie vijff dagen 12-10-0.’
‘Den 25 augustij(1674) gereijst over Gouderack, Moordrecht, Capel, Rotterdam, Delfshaven, Schiedam, Schipluy, Nootdorp, Wensveen, Oostgeest, Warmont, Hillegom, Bennebroeck, Heemskerck, Haerlem, Zantvoort, Wijck op Zee, Beverwijck, Velsen, Blommedael, Egmont op Zee, Egmont op de Hoeff, Sparendam, Assendelft, Sandijck, Oostsaen, Sloterdijck, Leyden ende meer bijgelegen plaetsen; alsdoen uutgeweest 21 dagen, comt facatie 42 gulden’.
‘Woensdach den 19/9 februarij 1676 gereijst naer Amsterdam om ostea van collecte te doen ende daer gefaceert 35 dagen ende weder in Ameijde gearreveert den 28/18 meert. Ider dach twee gulden tien stuijvers, 87-10-0.’
Jonckholt maakte de reis meestal twee keer. Een keer om de collecte aan te bevelen en een keer om het geld op te halen. Er was afgesproken dat hij tot en met mei 1674 per dag twee gulden en twee stuivers en na mei van dat jaar twee gulden zou ontvangen. Die twee gulden bleken later aan de krappe kant daarom kreeg hij later weer twee gulden en twee stuivers per dag. Eventuele extra kosten die hij maakte, bijvoorbeeld voor vervoer of verblijf(schuyt- en wagenvracht), kreeg hij niet vergoed. Hij diende deze onkosten wel in, maar Zijne Excellentie drossaard Van Brederode schrapte deze posten. Het ging in totaal om ‘een bedrag van 261-15-0. Jonckholt was het daar niet mee eens, maar bij de eindafrekening in 1679 was het nog niet veranderd. Hij protesteerde daartegen en hoopte zijn bezwaren aan de heer van Brederode zelf te mogen uitleggen. Deze predikant verdient het om aan de vergetelheid ontrukt te worden. Ik vind dat jullie een standbeeld voor hem moeten oprichten of minimaal een straat naar hem moeten vernoemen.
Wie gaven er?
Ongeveer 175 à 190 diaconiën en kerkeraden in het gewest Holland, meestal nadat er eerst een speciale collecte was gehouden voor Ameide. In een enkel geval preekte Jonckholt voor de gemeente om de collecte aan te bevelen. Opmerkelijk is de intensieve wijze waarop ds. Jonckholt in Amsterdam collecteerde ‘bij verscheijde coopluijden’. Ze gaven goed, maar Jonckholt maakte er met steun van een oud-schepen en diaken en een krankenbezoeker, veel werk van.
Het totale bedrag dat opgehaald werd, bedroeg 6014-5-0. Van dit bedrag werd t/m 1679 4330-15-8 uitgegeven, zodat er op het einde een restant was van 1683-9-8. Ter vergelijking het loon van een arbeider was in die tijd in Holland ongeveer f 4,50 à f 6,- per week.
Waaraan werd het geld uitgegeven?
- herstel van de kerk, pastorie en schoolhuis.
- gemaakte onkosten van ds. Jonckholt e.a. om de collecte binnen te krijgen.
- de kosten die voortvloeide uit de ontvoering van ds. Jonckholt op 27 november 1672.
- de kosten voor de proponent, die i.v.m. de afwezigheid van de Jonckholt preekte. Het was Adrianus Laeckeveld uit Gorcum. Hij was in functie van 26 augustus 1674 tot 7 februari 1677. In die periode preekte hij 56 dagen. Per preekdag kreeg hij 3-3-0 vergoed. In totaal ontving hij 56x dit bedrag= 176-8-0.
Maar het merendeel van het geld werd gebruikt voor de herstelwerkzaamheden van de oorlogsschade aan kerk, pastorie en schoolgebouw. Door de verantwoording zien we wat men nodig had, bij wie het kocht, wie er bij de herbouw betrokken waren en indirect hoe zwaar deze drie objecten waren beschadigd door de Fransen.
Wat de materialen betreft komen we tegen: hout, verf, glas, lood, ‘iserwerck’, spijkers, zand, kalk, stenen, tegels en leien.
‘gegeven aen Johannis Colinder glaesmaecker de somme van eenhondert vierentnegentich gulden twaalff stuijvers’ voor het ‘overstoppen van oude als leverantie van nieuwe glaesen soo aen de kerck, pastorijen ende schoolhuijs, nevens de stadthuijs gelevert’
Dat hier ook het stadhuis wordt genoemd is een opmerkelijke zaak. Ik kom daar straks nog even op terug. Uit de tekst zou men kunnen afleiden dat de glazenmaker in Ameide woonde. Maar met zekerheid is dat niet te zeggen. Verder zien we dat er een flinke ravage geweest moet zijn. Overigens werd er nog meer glas geleverd.
Hoge rekeningen had men door de aankoop van lood en leien en van het leidekken.
‘gegeven aen Anthonius van Nippel, tinnegieter tot Gorinchem over leverantie van loot aen de kerck ende pastorijehuijs gelevert de somme van driehondert twee en tnegentich gulden twaalff stuijvers’.
De leien werden geleverd door Govert de Bruyn, een familielid van de schout van Ameide, Hendrick de Bruijn, voor een bedrag van 305-4-0. Johannis Jacobs. van de Graeff ontving voor het aanbrengen van de leien op de kerk en het koor 409-10-0. Claes Verhoeff leverde voor drie gulden bier ten behoeve van de leidekkers. Men ging overigens uiterst verstandig te werk bij het herstel van het dak. Ter controle liet men de Dordtse leidekker Willem van Coiverden komen om het dak te inspecteren ‘off het voornoemde leydack wel ende naer behooren was gemaeckt’. Het werk werd in orde bevonden en Willem kreeg negen gulden uitgekeerd waarvan vier gulden bestemd waren voor zijn vervoerskosten.
Uit dit archiefstuk kan men halen dat de pastorie en het schoolhuis(waarschijnlijk de plaats waar in onze jeugd nog de OBS stond) zo toegetakeld waren, dat deze afgebroken moesten worden. De dominee had zijn huisraad zo lang opgeslagen bij J. Pince van der Aa. De pastorie was in 1596 gebouwd van stenen van het H. Gasthuis dat aan de Benedendam stond. De nieuwe pastorie was een van de ‘armen’ aangekochte woning die opgeknapt en verbouwd werd tot pastorie. Het schoolhuis werd helemaal nieuw gebouwd. Timmerman Aeldert Jans. verdiende ‘met timmeren aent pastorijehuijs als setten van stokettingen’ 87-10-0. En verder: ‘volgens aenneminge voort timmeren van ’t nieuwe school hadde bedongen’ 307-10-0. Deze timmerman maakte en plaatste ook het nieuwe wijzerbord op de toren voor 12 gulden.
Er werd nog een andere timmerman betaald namelijk Willem Bastiaens. Hertoch. Hij had zowel aan de kerk als aan de pastorie gewerkt.(53-5-0) Deze Hertoch was kerkmeester in Ameide, een functie die enigszins te vergelijken is met die van kerkvoogd in onze tijd.
‘Betaelt aen Adriaen ende Cornelis Dirks messelaers over ’t geene sij met messelen aen’t nieuwe school- als pastorijehuijs hadden verdient de somme van ses en ’tnegentich gulden negen stuijvers’
De stenen voor het schoolhuis werden geleverd door Jan Snoeck voor 43-17-8. Het hout voor het schoolhuis werd in Utrecht gekocht bij Rudolf van Aecken voor 111-4-8. Voor het vervoer van het hout naar Ameide betaalde men Tomis Snoeck vier gulden. Rudolf van Aecken leverde nog meer hout blijkens een uitbetaling aan hem van 307-11-0 en een van 49-2-0. Abraham van der Schilder leverde voor 31-8-0 dakpannen. Tegels inclusief de vracht geleverd door de weduwe van Cornelis Elders kostten 12-6-8. Voor de kalk voor het schoolhuis werd 26-15-0 betaald. Dirck Willemsen ontving 6-2-0 voor de leverantie van zand. Elisabeth Peeters, weduwe van Jan Jansz. Appeldoorn voor het ‘oprijden van ’t selve sant ter somme van vijff gulden elff stuijvers’. Jacob Dircks Vuijck leverde verf en schilderde de heiningen rond het pastoriehuis en de goten van hetzelfde huis voor 306-15-4. Aan ‘iserwerck en spijckeri’ voor het nieuwe schoolhuis werd 46-15-0 uitgegeven.
Maar ook bij de bouw van de school werd bier verstrekt:
‘Betaelt aen Claes Verhoeff over leverantie van een halff vat biers dat aen den timmerluijden, smits ende messelaers tot een foy voort maecken van ’t school was gegeven drie gulden.’
Claes Verhoeff mocht ook voor 3-10 bier leveren bestemd voor ‘de messelaers’ omdat zij ‘op tijds (…) de kerck schoonmaeckte.’
Aan de pastorie is ook flink verbouwd, want we lezen dat Hennen Stansen Vermaet voor acht gulden drie grenen balken ten behoeve van de pastorie leverde. Thomis Snoeck ‘mercktschipper’ ontving 7-18-0 ‘over voiren van hout ende tegelen aent school- ende pastorijehuijs als kerck’. Willem Willemsen Smith leverde ijzerwerk voor de pastorie, school en kerk voor 109-12-8. In de Bijlagen van de jaarrekening van de kerk(inv. nr. 259) vonden we zijn rekening gespecifieerd terug: hij heette officieel Willem Willemsen Kombriet en leverde o.a. een nieuw slot 2-10-0 ; 400 middelnagel 2-0-0 en 50 dubbelde middelnagel voor 10 stuivers. Aan Neeltje Corssen, huijsvrouw van Frederik Heymensen de Groot werd 4-7-0 betaald voor het geleverde zand ten behoeve van het maken van de vloer in de pastorie.
Maar ook kleinere zaken worden genoemd:
Maria Pieters de Jong ontving vier gulden voor het ‘schoonmaecken vant pastorijenhuijs als over coop van besemen etc.’
Dirck Willemsen bracht het gekochte zand in de tuin van de dominee voor 1-10-0. Gijsbert Verhoeff kreeg drie gulden voor zes karrevrachten mest.
Voor het maken van de stoep, het stellen van de banken en het afbreken van het schuurtje bij de pastorie werden 12 stuivers betaald.
Christoffel Smits ontving voor het opruimen van steen, planten en palen etc. 10-3-0.
Men betaalde de turf die de dominee en de kerk nodig hadden in 1676 ook uit de opbrengst.
Er werd een nieuw Psalmboek aangeschaft bij P. Vinck voor 4-5-0.
Het stadhuis
Tweemaal komen we in de rekening een uitgave tegen ten behoeve van het stadhuis van Ameide. Het betrof, wat ik al hierboven meldde, het leveren van glas. De tweede uitgaaf luidt:
‘Betaelt aen Gillis Wijs de Jonge over leverantie van eenen vergulden cooperen haen die op den tooren vant stadhuijs sal worden gestelt, de somme van achtien gulden.’
Eigenlijk klopte dit natuurlijk niet, want daarvoor was de collecte niet gehouden, althans in de brief van credentie stonden alleen de kerk, de pastorie en het schoolhuis vermeld. We hebben hier te maken met een gevolg van de verstrengeling van kerk en overheid in het verleden. De burgemeester ging, herhaaldelijk mee op pad ten behoeve van de collecte. Niemand heeft bezwaar aangetekend tegen deze uitgaven, ook de heer Van Brederode niet, die tegenover de predikant zo streng was.
Conclusie
- Ameide is tijdens de Hollandse Oorlog zwaar getroffen, maar niet als enige stad in de Republiek.
- De Ameidense samenleving was als gevolg van de plundering en brandstichting sterk verstoord. Dat is af te lezen uit de bewaarde archiefstukken, Bijvoorbeeld uit het doopboek en begrafenisboek van die tijd.
- De diaconie in Ameide moest na 1672 inkomsten missen door verwoeste huizen en landerijen.
- In de kerkeraadsnotulen komen we één keer een geval tegen van een ouderling die door de Fransen is doodgeschoten, namelijk Abraham van Asperen op 17 november 1672.(Oude stijl!)
- Uitzonderlijk in deze geschiedenis is de collecte in het gewest Holland ten behoeve van het herstel van kerk, pastorie en school in Ameide.
- Door een goede samenwerking van ds. Jonckholt, kerkeraad en stadsbestuur is er veel geld opgehaald.
- Het oud-archief van Ameide leverde in een middag onderzoek niets op. Wel ben ik geschrokken over de staat waarin dit archief zich bevindt. Er dient snel aktie ondernomen te worden om dit archief te behouden. Naast de Historische Vereniging ligt hier een taak bij de politieke partijen in deze gemeente. In deze tijd schrijven de partijen ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar hun verkiezingsprogramma. U moet zorgen dat alle partijen daar iets over opnemen!
- Het archief van de Nederlandse Hervormde Kerk van Ameide en Tienhoven is goed bewaard en beschreven. Ik hoop daar verder onderzoek in te doen.
Geraadpleegde archieven
Het oud-archief van Ameide. Gemeentehuis te Meerkerk.
Het archief van de Hervormde Gemeente Ameide en Tienhoven. (Algemeen Rijksarchief Den Haag).
- Kerkeboek 1653 – 1711 (inv. nr. 3)
- Jaarrekening van ontvangsten en uitgaven 1667 – 1696 (inv. nr. 255)
- Bijlagen bij de jaarrekening 1667 – 1696 (inv. nr. 259)
- Ontvangsten wegens het begraven, 1 (1669 – 1746). (inv. nr. 276).
- Rekening van ontvangsten en uitgaven over de in het gewest Holland ingezamelde gelden ten behoeve van het herstel van de door de Fransen aangerichte oorlogsschade aan kerk, pastorie- en schoolhuis 1674 – 1677 (inv. nr. 278)
- Lijst van de ontvangsten uit de impost op de doodkisten(inv. nr. 475)
- Doopboek Nederduitsch Gereformeerde gemeente 1663 – 1697.
Geraadpleegde literatuur
Booma, J.G.J. van, Inventaris van de archieven der Hervormde Gemeente Ameide en Tienhoven, Den Haag 1968.
Horden, P., Een kleine geschiedenis van Het Land van Vianen, Amsterdam 1953.
Horden, P., Recht en Slecht in het land van Brederode, Amsterdam, z.j.(1955).
Japikse, N., Notulen gehouden ter Staten-Vergadering van Holland(1671-1675) door Cornelis Hop (pensionaris van Amsterdam) en Nicolaas Vivien(pensionaris van Dordrecht), Amsterdam 1903.
Japikse, N., Correspondentie van Willem III en van Hans Willem Bentinck, eersten graaf van Portland, Tweede gedeelte, deel I, Den Haag 1932.
Raa, F.J.G. ten en F. de Bas, Het Staatsche leger 1568 – 1795, deel V, 1648 – 1672, deel VI, 1672 – 1688, Breda 1921, 1940.
Sijpesteijn, J.W. van en J.P. de Bordes, De verdediging van Nederland in 1672 – 1673. Bijdragen tot de Staats- en Krijgsgeschiedenis van het Vaderland, ‘s-Gravenhage 1850.
Tex, J. den, Onder vreemde heren. De Republiek der Nederlanden 1672 – 1674, Zutphen 1982.
Wagenaar, J., Het ontroerende Nederlandt, door de wapenen des konings van Vrankrijk, dat is een waarachtigh verhael van de Fransen, Engelsen, Keulsen, Munstersen Oorlogh tegen de Vereenigde Nederlanden, met deszelfs Binnenlandsche Beroerten enz. 2dln, Amsterdam 1674, 1676.
Lodewijk XIV
Deze Zonnekoning was lange tijd de vorst om wie alle andere heersers van Europa cirkelden. Vandaar de bijnaam Roi soleil of Zonnekoning. Hij zelf was er terdege van overtuigd dat hij het middelpunt was
van alle macht die er in Europa rond liep. Zijn belangrijkste tegenspelers waren de vorsten van Engeland en Rusland en de Nederlandse stadhouder
Würtz (Wirtz), Paul
geb. 1613 in Husum
gest. 1676 in Hamburg
1648 schwedischer Oberst, 1654 Gesandter des Pfalzgrafen Karl Gustav in Gottorp, 1655 im Polnischen Krieg, Gouverneur von Krakau, 1657 von Stettin, 1660 in Hamburg, 1665 dänischer Generalfeldmarschall, 1668 Feldmarschall der Niederlande.