Burgemeester ligt met de wethouders overhoop.
Dit is de titel van een artikel in de krant van 23 september 1932: Voorwaarts, dagblad voor de arbeiderspartij. Dit krantenartikel ontvingen we onlangs. De inhoud daarvan spreekt voor zich en wordt op deze webpagina weergegeven.
Er is ruzie in Ameide!
Burgemeester ligt met de wethouders overhoop.
Anti’s voelen zich bekocht.
Beide partijen dienen er rekening mee te houden, dat de arbeidersbelangen niet geschaad mogen worden.
Niet reactionnair genoeg!
Rotterdam, – Vrijdag.
Er is ruzie in Ameide. De burgemeester en de wethouders gaan met elkaar om als de hond met de kat. Ze slingeren elkaar onvriendelijkheden naar het gezicht en bestoken elkaar met nota’s en klachten bij ’t hoogere bestuur.
Ameide is een klein dorp, weggescholen aan den voet van den Lekdijk, rustig gelegen in de eenzaamheid van een bocht van de altijd schoone rivier.
Maar Ameide zelf is niet zoo rustig. Ruim een jaar geleden werd het plaatsje in rep en roer gebracht door de staking der mandenmakers, hier bakkenbreiers genoemd, enkele jaren geleden zijn er heftige conflicten geweest tusschen den burgemeester en het arbeidersgedeelte van de bevolking, dit voorjaar zijn er moeilijkheden geweest over den werkloozensteun en nu is het conflict tusschen den burgemeester en de wethouders zóó hoogloopend geworden, dat ieder nu dáárover vol is.
Op de laatste vergadering van den gemeenteraad heeft dit tot urenlange discussies over notulen-problemen geleid en toen de burgemeester op het punt stond de vergadering te sluiten, kwamen de beide wethouders als schitterend slotstuk van het hevige vuurwerk, waarmee ze den burgemeester dien dag weer bestookt hadden, voor den dag met een vijf en zeventig regels druks beslaande motie, waarin diens zondenregister werd opgesomd.
Ziehier het fraais :
“De raad, gehoord de mededeelingen der beide wethouders over de houding en gedragingen van den burgemeester-secretaris in diens hoedanigheid van burgemeester te hunnen opzichte, te weten:
dat op 14 Dec. 1931 wethouder v. d. Hek den burgemeester wijzend op de noodzakelijkheid van samenwerking tusschen B. en W. ten antwoord ontving: “Daar krijg je me nooit toe, dat kan je me eeuwig verd…. “, waaruit evenals uit diens verdere gedragingen onwil van den burgemeester tot behoorlijke samenwerking blijkt;
dat op 21 April aan wethouder v. d. Hek op diens vraag om het concept van de verordening op het gebruik van de noodslachtplaats, de burgemeester weigerde, dat te geven, en zonder verdere aanleiding op dezen wethouder toeliep, zeggende: “Wil je bet raadhuis verlaten, je pleegt hulsvredebreuk, ik zal proces-verbaal van je laten opmaken”;
dat op 30 Juni, toen wethouder De Kruik den burgemeester opbelde om iets te bespreken, de burgemeester hoorende, dat wethouder De Kruik aan de telefoon was, den haak ophing, waarop weth. De Kruik naar het raadhuis gegaan is om den burgemeester er te spreken, en bij zijn aankomst moest ervaren, dat de burgemeester de secretarie verliet en in des wethouders bijzijn tot den klerk zei: “Wat moet die man toch, wat hij heeft, laat hij het toch op een briefje schrijven”;
dat op 4 Juli 1932 wethouder v. d. Hek, die ambtshalve eene vergadering over autobussen te Gorinchem zou bijwonen, te voren naar het raadhuis ging om de gegevens, welke de ambtenaar echter niet kon geven, wijl die in het bezit van den burgemeester waren, die zonder kennisgeving afwezig was, zoodat de wethouders zonder stukken ter vergadering moesten gaan, aan hoedanige afwezigheid zonder bericht, die herhaaldelijk voorkomt, o.a. op 5 September bij een grooten brand, de burgemeester zich ook weer schuldig heeft gemaakt;
dat op 6 Juli 1932 des voormiddags de wethouders ten raadhuize de stukken voor een vergadering, die 6 Juli te Rotterdam van de provinciale afdeeling der Vereeniging van Nederl. Gemeenten zou worden gehouden, opvragende, en den burgemeester te spreken verzoekende, moesten ervaren, dat deze vlug van het raadhuis verdween, roepende: “Ik ben niet te spreken”, zulks in het bijzijn van publiek;
dat op 8 Juli 1932, toen in de vergadering van B. en W. wethouder v. d. Hek inlichtingen aan den burgemeester vroeg omtrent een hem ter teekening voorgelegd betalingsmadaat, deze antwoordde, dat een wethouder dat zelf behoorde te weten en aandrong om te teekenen, waartoe de wethouder zich bereid verklaarde, mits hij daarover eerst behoorlijk werd ingelicht, waarop de burgemeester het mandaat in snippers scheurde;
dat op 17 Sept. 1932 is gebleken, dat brieven niet terstond door den burgemeester ter tafel worden gebracht, immers in die vergadering voor de eerste maal door den burgemeester brieven ter kennis gebracht zijn over werkverschaffing, die begin Augustus reeds ingekomen waren;
overwegende, dat de meermalen in de raadsvergaderingen door den burgemeester tegenover verscheidene leden aangenomen houding vaak kwetsend en hinderlijk is, zonder dat zulks nog terstond tot schade voor de gemeente leidt, doch dat de opgemelde gedragingen tegenover de leden van het dagelijksch bestuur dermate de belangen der gemeente schaden, dat dit niet langer kan worden geduld;
spreekt zijn ernstige afkeuring uit over de gedragingen van den burgemeester van deze gemeente en besluit deze uitspraak ter kennis te brengen van den minister van binnenlandsche zaken en den commissaris der Koningin in Zuid-Holland.”
De motie werd niet in stemming gebracht, niemand vroeg er stemming over, niemand verlangde haar toe te lichten, de vergadering werd eenvoudig gesloten.
Alles duidt dus op alleraangemaamste verhoudingen daar ginds in het kleine Ameide aan de groote rivier.
Onwaardig geheibel.
De ondergrond van dit kinderachtige en onwaardige geheibel is intusschen interessanter dan de ruzie zelf.
De heer Luijendijk werd een jaar of zeven geleden tot burgemeester van Ameide benoemd en ingehaald als de groote anti-revolutionnair. Onze beweging ter plaatse lag al spoedig hevig met hem overhoop en de arbeidersbevolking moest niets van den burgemeester hebben. Persoonlijke scherpte in zijn optreden verergerde deze slechte verhouding nog. Onze partij en vakbeweging ter plaatse hebben echter, onder de rustige leiding van Krijn den Boer, den arbeid voortgezet en week niet.
Langzamerhand heeft dit geleid tot een kentering in het optreden van den burgemeester. Hij heeft op den duur leeren begrijpen, dat de bevolking van Ameide niet alleen bestaat uit anti-revolutionnaire mandenmakerspatroons en boeren, maar voor een zeer groot gedeelte ook uit mandenmakers en boerenarbeiders, wier maatschappelijke inzichten en behoeften een andere richting uitgaan. En dat is het, wat kwaad bloed heeft gezet bij zijn vroegere aanhangers, waarbij persoonlijke scherpte over en weer natuurlijk ook weer haar werk heeft gedaan.
Dat bijv. de burgemeester tijdens de mandenmakersstaking een waarlijk neutrale houding heeft aangenomen en zich niet met het overheids-apparaat aan de zijde der werkgevers heeft geschaard, heeft tot den groei van de tegenwoordige verhoudingen stellig bijgedragen.
Dit voorjaar was in de steuncommissie een voorstel aangenomen, om de steunnormen voor de werkloozen te verlagen met een gulden per week. Nu heeft deze steuncommissie reglementair alleen maar tot taak, om de besluiten van den raad uit te voeren, en ons raadslid Krijn den Boer trachtte dus in den raad gedaan te krijgen, dat dit besluit ongedaan zou worden gemaakt. Krijn den Boer kreeg in de raadszitting op te boksen tegen de geheele rest van den raad; alleen de burgemeester heeft toen ook op krachtige wijze de onbillijkheid van deze verlaging aangetoond. De raadsleden waren woedend, beschuldigden den burgemeester er van, de raadsvergadering slecht te hebben geleid en gingen weer de noodige retourtjes naar Den Haag nemen. Het ergste nam men den raadsvoorzitter kwalijk, dat hij de werkloozen, die in grooten getale op de tribune aanwezig waren, daar maar zoo rustig liet zitten. In een geheime vergadering hebben de anti-revolutionnaire broederen hem toen een standje geschopt voor zijn soepele houding.
Werkloozen moeten wachten.
Op 17 Mel j.l. deelde de minister mede, dat in Ameide een huurtoeslag van maximaal een gulden mocht worden verstrekt op de huren boven f 2.25. Door de voortdurende ruzie en de slechte verhoudingen in het college van B. en W. kwam er maar altijd niets van een behandeling van dezen brief door het college van B. en W. De burgemeester vond hierin zonderlingerwijs aanleiding, al dien tijd ook maar geen raadsvergadering uit te schrijven, zoodat er Maandag j.l. voor het eerst weer een vergadering van den raad gehouden werd sinds Mei. Al dien tijd was de voor de werkloozen verbeterde regeling, waardoor verschillenden een huurtoeslag gekregen zouden hebben, niet in practijk gebracht! De burgemeester heeft zich nu met Krijn den Boer in de laatste vergadering van den raad op het standpunt gesteld, dat de werkloozen niet de dupe mochten worden van de oneenigheden in het college, en de huurtoeslag moest worden verleend vanaf het tijdstip, dat de minister zich daartoe bereid had verklaard. Den anti-revolutionnairen was dit niet naar den zin. Een terugwerkende kracht tot. . . . 1 Sept. vonden zij ruimschoots genoeg. Fel hebben zij terugwerkende kracht tot 17 Mei bestreden. Maar toen het op stemmen aankwam, hebben zij het niet meer aangedurfd, en stemden voor bet voorstel. Dat zij tegen hun eigen wil in daartoe gedreven zijn, heeft natuurlijk opnieuw hun woede opgewekt.
Steeds scherper.
Zoo verscherpten zich de verhoudingen keer op keer. De anti-revolutionnairen en vrijheidsbonders voelen zich bekocht, nu zij zich niet meer mogen verheugen in bet bezit van een burgemeester voor hen persoonlijk. Op het program van de a.r. kiesvereeniging staan eenige schitterende verlangens. Er mag op Zondag niet meer gevoetbald worden in Ameide en er mag ook geen café open zijn. Dansen is heelemaal uit den booze. Dat duivels-genoegen moet uit Ameide geweerd worden. Op Zaterdagavond mag in de muziektent geen muziek meer gemaakt worden. De Zaterdagavond ligt namelijk zoo dicht bij den Sabbath! Dat de burgemeester zich niet met kracht heeft gezet aan de uitvoering van dit anti-revolutionnaire program, is den heeren een doorn in het oog. Maar de groote meerderheid van de bevolking lacht wat om al die eischen en vindt het zoo goed.
Persoonlijke eigenschappen, zoowel van den burgemeester als van de wethouders, hebben het conflict die scherpte gegeven, die het werken in de gemeente bemoeilijken.
Maar wij waarschuwen alle partijen, die bij dit conflict betrokken zijn, dat zij er voor hebben te zorgen, dat de arbeiders niet de dupe mogen worden.
Hoe het dan komt, dat de raad zoo weinig een weerspiegeling is van de eigenlijke inzichten van de bevolking? Wel, Ameide is een klein plaatsje en de candidaten der anti’s en vrijheidsbonders zijn steeds werkgevers, bij wie de arbeidersbevolking haar brood verdient. En de arbeidersbevolking van Ameide heeft nog niet voldoende geleerd, dat het “Wiens brood men eet, diens woord men spreekt”, een overblijfsel is uit een tijdperk van slavernij, waaraan de arbeiders zich te ontworstelen hebben.