Luchtbombardement helpt beter, dan een parochieretraite van acht weken.
Onder degenen, die de vorige week met groot verlof „afzwaaiden”, was ook kapelaan G.F.H. Veldhuis te Zutphen, aalmoezenier bij den Staf van het 21e R. I.
Hoe ging het, zoo vroeg ,,de Gelderlander” hem met de zielzorg in den oorlog? Een voornaam ding is bijvoorbeeld biechthooren. Hoe speelde u dat in die dagen klaar?
Biechten en dekken.
Biechthooren? Ja, dat deden we zoo overal. Meest gebeurde het langs den weg, in leegstaande boerderijen of in de stellingen. Een prachtuitvinding was een achtergelaten auto. De priester zat dan achter het stuur en de biechteling kwam door de deur achterin. Een sergeant (voortrekker) ging de secties rond. In rijen stonden ze dan te wachten op hun beurt.
Bij doodsgevaar werd de generale H. Absolutie gegeven. In die oogenblikken deden de Protestantsche kameraden daar graag aan mee.
Een keer zat ik biecht te hooren op een boomstronk. Plotseling riep een van de wachtenden: „Dekken!”, en tegelijkertijd schoten biechtvader en biechteling in een sloot. Een groot vliegtuig vloog laag over ons heen. We hadden hem niet hooren aankomen.
En daarmee zaten we midden in het verhaal van den oorlog. Het eerste zware bombardement, aldus de Aalmoezenier, hadden we ’s-Zaterdags.
Mitrailleurvuur kenden we al lang en maakte in het algemeen steeds minder indruk.
Maar die bommen, daar hadden we niet van terug. Vooral op de luchtdoelbatterijen had men het gemunt.
– Was U dan bij een luchtdoelbatterij?
– Nou, dat direct niet, maar ik was graag zwervend Aalmoezenier. De jongens, die bij of in de dorpen lagen, gaf ik de goede raad, om naar de priesters, die nog in de plaats waren te gaan. Daardoor werd mijn werk eenigszins ontlast, want van een overvloed van Aalmoezeniers is nooit sprake geweest. En de vraag om een priester was duizendvoudig. Als die jongens aldus verzorgd waren, ging ik gaarne op zwerftocht langs de stellingen; eerst op de fiets, later op een gerequireerde motor. Deze laatste heeft me een keer bijna het leven gekost. Toen werd ik op den dijk door een vliegtuig voor een ordonnans aangezien. Ik werd toen stevig onder vuur genomen. Ook wel eens aardig, als de tegenstander zoo’n solistenpartijdje geeft. De minuten, die dat duurde, leken me wel dagen.
Maar voor de jongens, die in de eenzame stelling langs de dijk lagen, heb ik veel kunnen doen. Ook de Protestanten, die er om vroegen heb ik toegesproken.
– Dus dat zwervende baantje leek U het beste ?
– Ja, in de gegeven omstandigheden wel. Trouwens, als priester was ik voor de Katholieke jongens en ik dacht, dat ik het beste werk kon verrichten voor de meest weggeschoven posten.
– Dat ging zeker niet altijd zonder gevaar vroegen we.
Een onvergetelijk Pinkstervuur.
– Neen, dat zeker niet. Het Pinkstervuur van 1940 had voor ons wel een bijzondere beteekenis en inhoud. Om een voorbeeld te noemen: de tweede Pinksterdag begonnen we met een aanval van zeventien bommen bij de luchtdoelbatterij. Daar zijn er dan ook gevallen. Met een vaandrig zat ik er vlak bij in een kuil.
De Heilige Mis op eierkisten.
– Hoe ging het met het opdragen van de H. Mis?
En toen kregen we een verhaal over Heilige Missen op eierkisten, buiten, in boomgaarden. De Heilige Mis in de openlucht leverde nogal eens moeilijkheden op, als het hard waaide. Twee jongens moesten dan de hand om de kaarsen houden, anders waaiden ze uit. Een derde hield zijn hand op het misboek, opdat de wind de bladen niet om zou slaan.
Een bosje boterbloemen of wat seringen vormden de versiering. Hoe de jongens er aan kwamen, weet ik niet.
In de oorlog was er bijna geen denken aan. Het was toen ook veel te gevaarlijk met het oog op de vliegtuigen.
Na de oorlog ging het rustiger. We deden het toen bij goed weer in het open veld, of tegen de schuur van een kippenhok. In Schoonrewoerd in een schuur, in Boeicop op een boerenerf en later in Ameide weer in het open veld of een schuur. Toen in de gereformeerde kerk van Ameide (de Ned. Hervormde Kerkeraad had principieele bezwaren) en later geregeld in café Lekzicht. Het buffet was er geknipt voor, evenals die van de cantines van fort Everdingen en fort Kerksteeg.
De devotie van de jongens was buitengewoon, juist om het buitengewone. Trouwens die innige stemming viel toch op, vooral ook bij het biechten: kerels, die er jarenlang niets meer aan hadden gedaan, die geen gebed meer kenden, stonden te schreien als kinderen. Ja, als het gaat om je leven, wordt de hardste mensch murw.
Een luchtbombardement helpt menigeen beter dan acht weken parochie-retraite!
In De Gelderlander is ook een artikel gepubliceerd over de ingekwartierde soldaten na de capitulatie.
Bovenstaande tekst gelezen in de Nieuwe Venlosche Courant op bladzijde 5 d.d. 13-07-1940.
Op de website van Delpher Kranten (ontwikkeld door de Koninklijke Bibliotheek) is deze krant te bekijken. Het hiervoor genoemde krantenbericht is overgenomen uit dit digitale krantenarchief.
De foto boven deze webpagina is afkomstig van en wordt daar als volgt beschreven:
- Collectie: Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht Objectnummer 2155_005792
- Beschrijving: Aalmoezenier Veldhuis houdt een heilige mis te velde.
De weleerw. heer G.F.H. Veldhuis is in 1934 tot kapelaan te Zutphen benoemd. Dit krantenknipsel komt uit de Leidsche Courant van 22 augustus 1934 pagina 6.