De verkoop van de schilderijenverzameling van Arnout Leers, heer van Ameide, schepen van de stad Rotterdam en directeur van de Levantsche handel, op 19 mei 1767 in de herberg de Keizerskroon in de Kalverstraat in Amsterdam.
Arnout Leers (1698-1766) was de zoon van Reinier Leers en Cornelia Brandt. Zijn vader was schepen van de stad Rotterdam en gefortuneerd. In 1709 had hij zijn uitgeverij en boekhandel verkocht voor het toentertijd astronomische bedrag van fl 120.000,=
Vader Reinier overleed in 1714 in Parijs. Arnout en zijn zusje: Johanna, waren in dat jaar nog minderjarig en kregen hun neef Arnout van den Bergh als voogd.
Zijn moeder was de weduwe van Rotterdamse koopman en dichter Frans de Haes. Uit haar eerste huwelijk werden vijf kinderen geboren waarvan twee zonen in leven bleven: de dichter Joan en de advocaat Gerard.
De vader van Cornelia Brandt was Gerard Brandt, een remonstrants predikant, geschiedschrijver en kerkhistoricus. Hij schreef ondermeer de biografieën van P.C. Hooft, Vondel en Michiel de Ruyter. Haar moeder was Susanna van Baerle, een zeer geleerde vrouw en dichteres. Het echtpaar kreeg zes kinderen: vier jongens en twee meisjes: Anna en Cornelia.
Een van de jongens stierf kort na de geboorte, de drie andere werden allen remonstrants predikant: Caspar, Gerard de Jonge en Joannes.
De grootvader van Arnout Leers’ moeder was de beroemde remonstrantse predikant, arts en hoogleraar in de filosofie: Caspar Barlaeus. Hij was lid van de Muiderkring en een goede vriend van P.C. Hooft.
In 1724 trouwde Arnout Leers met een nicht van Arnout van den Bergh: Christina Uijlenbergh.
Zij kregen drie kinderen: Cornelia, Arnout en Jacoba Jacomina.
Arnout Leers was schepen van de stad Rotterdam, directeur van de Levantsche Handel, kapitein bij de Rotterdamse schutterij, koopman in wollen-en hoedenmakerstoffen en importeur van merinoswol uit Spanje, die hij in zijn eigen wolwasserij aan het Schie liet wassen. En daarboven was hij ook een twintigtal jaren directeur van de Maatschappij van Assurantie, Disconteering en Beleeningen te Rotterdam.
In 1745 werd hij heer van Ameide en Herlaar, nadat Arnout van den Bergh en zijn vrouw Margareta van Eijk, en de zuster van Arnout van den Bergh: Anna overleden waren. Het echtpaar van den Bergh-van Eijk had op een veiling in 1729 het recht verworven om beleend te worden door de Staten van Holland en West-Friesland met Ameide, Herlaar en Tienhoven.
Gedurende een tijdspanne van veertig jaar legde Arnout Leers drie verzamelingen aan: een schilderijenverzameling, een schelpenverzameling en een naturaliënkabinet.
Aan Arnout Leers zijn, buiten een paar familieportretten, geen schilderijen, schelpen of ‘rariteiten’, vermaakt door zijn moeder of zijn neef. Hij heeft dus zelf deze drie verzamelingen aangelegd.
Binnen een jaar na zijn overlijden werden de verzamelingen in 1767 geveild in Amsterdam.
De schilderijenverzameling bracht fl 7.912,= op.
De schelpenverzameling ging voor fl 9.587,50 van de hand en het naturaliënkabinet werd voor fl 3.621,85 geveild.
Deze scriptie is opgesteld door Herman Beckmann en is in januari 2008 afgerond. Deze studie is gerealiseerd aan de Universiteit Utrecht, Faculteit der Letteren.
De scriptie kun je hierna downloaden in twee delen:
Door de Numismatische Kring Rotterdam is in een artikel aandacht geschonken aan de zilveren munt, geslagen in 1749 ter gelegenheid van het zilveren huwelijk van Arnout Leers en Christina Uylenberg. Het betreffende artikel kun je hier downloaden.